Onderzoekers van het Amerikaanse instituut voor oceanografie en atmosfeeronderzoek NOAA en van de universiteit van Coloradohebben een methode ontwikkeld om het kooldioxide die ontstaat door verbranding van fossiel te onderscheiden van andere kooldioxidebronnen. Daarmee zou een goede schatting te maken zijn van de kooldioxideuitstoot in, bijvoorbeeld, een land. Ze gebruikten daarvoor de koolstofisotoop 14C, een zeldzame verschijning die wordt gebruikt om de leeftijd van archeologische voorwerpen te dateren.
14C is een zeldzame isotoop van koolstof die ontstaat onder invloed van kosmische straling. De halfwaardetijd van die radioactieve isotoop is 5700 jaar. Koolstof in fossiele brandstoffen ligt al miljoenen jaren onder de grond en bevat dus zo goed als geen 14C. Als je in luchtmonsters het tekort aan de 14C bepaalt kun je ook uitrekenen hoeveel kooldioxide in dat monster afkomstig is van fossiele brandstoffen en van de productie van cement.
Met de resultaten daarvan, van de plaats en het tijdstip van bemonstering en een rekenmodel van het atmosferische transport van kooldioxide kunnen dan de bronnen van dat kooldioxide worden ontward: van fossiele oorsprong of van natuurlijke. “Dit is een nieuwe objectieve methode om de emissies te bepalen van wat er in de atmosfeer aanwezig is”, zegt Sourish Basu van NOAA (hij is inmiddels verkast naar de NASA.
Meetmethode ontbrak
Terwijl het verband tussen fossiele kooldioxideuitstoot en het atmosferische 14C al lang bekend was, was het niet goed mogelijk die kennis te gebruiken vanwege het ontbreken van nauwkeurig meetmethodes. “C-14 heeft het ons mogelijk gemaakt om het CO2 van fossiele brandstoffen te isoleren”, zegt medeonderzoeker Scott Lehman. “Dat geeft ons mogelijkheden de bron te achterhalen. Dan is het een kwestie van optellen en die waarden te vergelijken met andere schattingen op verschillende tijden en in verschillende ruimteschalen.”
Op het ogenblik zijn er twee methodes om de uitstoot van het verbranden van fossiel te schatten: van onderop en van boven af. Bij de van-onder-op-methode kijk je bij welke processen kooldioxide ontstaat met welke fossiele brandstoffen en dan sla je aan het rekenen gegeven het verbruik van fossiele brandstoffen. De berekening van boven af gaat uit van de concentraties in de atmosfeer en windpatronen.
De methode van onder op is in principe de nauwkeurigste, maar die nauwkeurigheid hangt af van de (on)volledigheid van je gegevens. De andere methode is dan weer afhankelijk van hoe dicht je meetnetwerk is en de kennis over windcirculaties, maar je hebt daarmee wel alle uitstoot te pakken.
De onderzoekers construeerden een atmosferische berekening voor de VS in 2010, het eerste jaar waarvan voldoende gegevens zijn verzameld om betrouwbaar te zijn. Ze vergeleken die cijfers met getallen van de van-onder-op-methode die de Amerikaanse milieubeschermingsautoriteit EPA opgeeft. Het bleek dat hun 14C-benadering 5% hoger uitkwam dan die van de EPA. De nieuwe schatting is ook veel hoger dan andere die in het klimaatonderzoek worden gebruikt. De cijfers lijken echter te stroken met recente cijfers van onderzoekers van de universiteit van Noord-Arizona.
De onderzoekers willen niet zeggen dat hun systeem al af is. Ze proberen dat uit op andere jaren. Een van de voordelen van hun systeem zou zijn dat de uitstoot van de verschillende gebieden kan worden berekend. “Onafhankelijke verificatie van jaarlijkse en regionale totalen en meerjarenontwikkelingen zal het vertrouwen in de rapportering vergroten en kan helpen bij het verminderen van de uitstoot”, zegt NOAA-klimaatonderzoeker John Miller.
Bron: EurekAlert