Ze komen in bijna alle politieseries voor, de politieartsen, die het tijdstip van overlijden zo nauwkeurig mogelijk moeten vaststellen. Dat scheelt in het aantal verdachten. Dat schijnt niet heel nauwkeurig te zijn, want afhankelijk van tal van factoren en 36 uur na het overlijden wordt de marge zo groot dat een dobbelsteen het werk ook af zou kunnen doen. Voor desperate rechercheurs lijkt zich nu een oplossing aan te dienen. Onderzoekers van de universiteit van Salzburg (Oost) hebben een methode ontwikkeld, waarmee, aan de hand van de ontbinding van spiereiwitten, tot ten minste 10 dagen na het overlijden het tijdstip van heengaan nauwkeurig is vast te leggen.
De bestaande methode is gebaseerd op het dalen van de lichaamstemperatuur. Die methode is natuurlijk sterk afhankelijk van de omgevingstemperatuur. De Oostenrijkse onderzoekers keken naar de ontbinding van eiwitten in varkenssperen (=vlees). Ze zagen dat de eerste 24 uur de spiereiwitten als tropomyosine en actinine chemisch niet veranderen. Op bepaalde tijdstippen ontstaan specifieke afbraakproducten van spiereiwitten. Aan de hand daarvan valt een tijdschema te maken, waarmee het tijdstip van overlijden is te berekenen. De onderzoekers hebben ook al experimenten gedaan met menselijke monsters. “We waren in staat geljksoortige veranderingen te zien als bij varkensweefsel”, stelt onderzoeker
Peter Steinbacher. De nieuwe methode schijnt alleen maar voordelen te hebben, toch vraag ik me af of de omstandigheden zoals vochtigheid en temperatuur, op de plaats delict, om het maar in politiesferen te ouden, geen invloed hebben de ontleding van de spiereiwitten. Juist die variabele omstandigheden maken het politieartsen nu erg lastig nauwkeurig te bepalen wanneer iemand het tijdelijke met het eeuwige heeft verwisseld.
Bron: Eurekalert