Het schijnt dat de aanwezigheid van een bepaalde stam van de E. coli-bacterie in de darmflora er voor zorgt dat een muizenmoeder haar nakomelingen verwaarloost. Dat komt hoogstwaarschijnlijk door de invloed van die bacterie op het serotoninesysteem, denken de onderzoeksters.
Uit veel onderzoek blijkt dat er een directe relatie bestaat tussen darmflora en hersens. Daardoor is dat ook een populair onderzoeksveld. Onderzoeksters rond Janelle Ayres van het Amerikaanse Salkinstituut onderzochten de invloeden van een bepaalde E. coli-stam, een bekende darmbacterie en favoriet onderzoeksorganisme.
Die variant (voor liefhebbers: het gaat om versie O16:H48 MG1655) zou te maken hebben met ontwikkelingsstoornissen bij pasgeboren muisjes. Het vermoeden was dat die bacterieversie een slechte invloed zou hebben op de melksamenstelling van moeder muis. Ze zadelden muizenmoeders op met als enig lid van de darmflora die te onderzoeken E. coli-stam.
De jongen van deze proefmoeders bleken een groeiachterstand te hebben in vergelijking met de controlegroep. Dat lag niet aan de jongen of aan de moedermelk maar aan ondervoeding. Ayres: “We konden aantonen dat de jongen zich normaal gedroegen en de melk de juiste samenstelling had en in normale hoeveelheden werd geproduceerd, maar dat het lag aan het uitzonderlijke gedrag van de moeder. De moeder zorgde niet goed genoeg voor haar jongen.” Bij een pleegmoeder met een normale darmflora ontwikkelden die kleine muisjes zich zonder problemen.
Volgens Ayres is dit het eerste bewijs in een diermodel dat de darmflora van invloed kan zijn op de ontwikkeling van een gezond moedergedrag. “Het is verbazingwekkend dat zelfs een gezonde moeder/kindverhouding kan worden beïnvloed door micro-organismen in het lichaam”, zegt medeonderzoekster Yujung Michelle Lee.
Serotoninespiegel
Hoe dat allemaal in zijn werk gaat is nog onduidelijk. Er zijn aanwijzingen dat de bacteriën de serotoninespiegel beïnvloeden. Dat lijkt aannemelijk. Serotonine is een signaalstof en hormoon die in verband staat met geluksgevoel en welbevinden.
Of het onderzoek ook voor mensen van belang is, is ook nog niet duidelijk. De O16:H48 MG1655-stam kan ook in de darmen van mensen voorkomen. Ayres stelt dat het moeilijk is een dergelijk onderzoek bij mensen te doen, aangezien de darmflora van mensen honderden verschillende bacteriesoorten kan bevatten. “Als we iets meer weten over het mechanisme uit dierproeven zouden we daar misschien iets mee kunnen doen bij mensen om uit te zoeken of er vergelijkbare reacties zijn.”
Bron: bdw