Kunststoffen zijn mooie materialen. Ze zijn, onder veel meer, duurzaam. Het vervelende is alleen dat kunststoffen voor de verkeerde toepassingen worden gebruikt: als, vooral, verpakkingsmateriaal. Jaarlijks wordt zo’n 300 miljoen ton kunsstoffen geproduceerd, zo’n 50 kilo per aardbewoner. Een groot deel daarvan komt in het milieu terecht, waar de duurzaamheid zich ontwikkelt als nadeel. Dat rondzwervende kunststofafval vormt imiddels gigantische drijfeilanden in de oceanen, maar vergiftigt ook de natuur. Amerikaans onderzoek toont aan dat wormen die (versnipperd) kunststof naar binnen een gezondheidsprobleem hebben.
Mark Anthony Browne, tijdelijk onderzoeker aan de universiteit van Californië te Santa Barbara, wilde weten of kunststoffen ook in levende organismen terechtkomt en of dat schadelijke gevolgen had voor de organismen. De kunststof microdeeltjes komen, zo blijkt nu dus, inderdaad ook in levende organismen terecht. Dat begint aan de onderkant van de voedselkringloop. Browne onderzocht zeewormen. Het vervelende is dat die kleine stukjes plastic door wrijvingselektricteit andere deeltjes aantrekken.
Browne: “In de VS en ook andere landen wordt kunststofafval niet als gevaarlijk gezien. Ons onderzoek laat zien dat de opeenhoping van microdeeltjes invloed kan hebben op de structuur en het functioneren van mariene ecosystemen.” Browne deed zijn onderzoek in Engeland met zeepieren (Arenicola marina). Die moesten leven in een omgeving van zand dat was verontreinigd met 5% microdeeltjes van PVC, dat ook verontreinigd was met andere chemische verbindingen (voor liefhebbers: nonylfenol, fenantreen, triclosan en PBDE-47; allemaal stoffen die gebruikt worden om de eigenschappen van kunststoffen te verbeteren). Resultaat: de wormen verorberden de vervuiling, waardoor hun gezondheid werd aangetast. Browne: “Het antibacteriële middel triclosan, bijvoorbeeld, verhoogde het sterftecijfer en verminderde het vermogen van de pieren sediment te verwerken. Die verontreinigingen op de microdeeltjes vergroten ook de kwetsbaarheid van de zeepieren voor ziekteverwekkers.”
De zeepieren waren niet zo maar uitgekozen als proefkonijnen. Zowel in Europa als de VS komen de zeepieren in de kustgebieden veel voor. Ze vormen daar eenderde van de biomassa van de daar levende organismen en vormen voedsel voor vogels en aas voor vissers. Zelf leven ze van organisch materiaal. De zeepieren worden vaak gebruikt als indicator voor de gezondheid van het zeemilieu. “Ze sterven ook massaal in de zomer”, zegt Browne. “Dat hangt vaak samen met urbanisatie, dus zou de sterfte te maken kunnen hebben met kunststofafval. Als het warm is bij eb koken ze een beetje doordat hun waterstofperoxidespiegel stijgt. We vonden dat kunststoffen het vermogen verminderen van antioxidanten om het waterstofperoxide onschadelijk te maken.”
De chemische toevoegingen zijn bedoeld om kunststoffen beter geschikt te maken voor hun toepassingen, maar zijn op zich voor levende systemen niet bijster gezond. Nonylfenol, bijvoorbeeld, onderdrukt het afweersysteem. Triclosan verhoogt het sterftecijfer met 55%. De stof zou, volgens andere studies, ook de hormoonhuishouding verstoren. De microkunststofdeeltjes zouden ook de gevoeligheid voor oxidatieve stress vergroten. Deze stoffen zijn giftige en hopen zich op in levende organismen.
Uit eerder onderzoek van Browne kwam naar voren dat bijna viervijfde van de door de Amerikaanse milieuautoriteiten toegelaten chemicaliën op de een of andere manier verband hebben met microkunststofvervuiling. “We weten al lang dat die stoffen in verpakkingsplastic in mensen terecht komen, maar meer dan 40 jaar lang ging de strijd tussen wetenschappers en politici of die plasticdeeltjes er voor zorgen dat chemicaliën in levende organismen terecht kunnen komen tot schade van die organismen. Dat staat nu dus vast.”
Bron: Science Daily