Eenderde van de mensen die in de VS op basis van DNA-onderzoek onschuldig is verklaard had een bekentenis afgelegd, zo blijkt uit een Amerikaans project over onschuld en schuld. Vrij vaak blijken mensen bekentenissen af te leggen over daden die ze niet hebben gepleegd. De psychologen Julia Shaw (universiteit van Bedfordshire) en Stephen Porter (universiteit van British Columbia) hebben laten zien dat het vrij simpel is mensen valse herinneringen aan te praten.
Waarom bekent iemand iets dat ie niet gedaan heeft? Dat is natuurlijk steeds de grote vraag. Daar zijn al talrijke onderzoeken naar gedaan, waaruit bleek dat mensen (kinderen?) vrij makkelijk dingen voor hun rekening nemen die nooit gebeurd zijn of die anderen hebben uitgevoerd, maar kennelijk was dat nog niet gedaan bij volwassenen. De psychologen lieten enkele tientallen proefpersonen, studenten van de universiteit van Porter, geloven dat ze meededen aan een experiment over herinneren. De onderzoekers hadden eerst toestemming gevraagd om hun ouders een vragenlijst te laten invullen over hun pubertijd (11 tot 14 jaar). De ouders moesten in zo veel mogelijk detail vertellen over een sterke belevenis van hun kind en ze moesten beloven daar niet met hun kinderen over te praten gedurende het onderzoek. Vervolgens werden de proefpersonen door de onderzoekers ondervraagd. Dat werd gefilmd. De onderzoeker las de door de ouders aangedragen belevenis voor en ook een emotionele gebeurtenis die grotendeels was verzonnen. In de helft van de gevallen gingen het om een vergrijp dat de student zou hebben gepleegd, in de andere helft om pechgevallen zoals een ernstige blessure of het verlies van veel geld dat leidde tot ruzie met de ouders. Dt fictieve verhaal werd steeds gedetailleerder met echte bijzonderheden zoals de naam van de woonplaats van de proefpersoon of van een vriend. Na de twee verhalen moest het proefkonijn vertellen hoe het precies in elkaar stak. Dat was bij het echte voorval geen probleem, maar ze waren niet goed in staat om over het gefingeerde voorval te praten. De ondervrager drong aan om zijn/haar geheugen te doorzoeken, daarbij voorwendend dat de ouders dit of dat gezegd hadden. De proefpersoon werd aangemoedigd, toegelachen, er werd gezucht, kortom de registers werden opengetrokken. Aan het eind van de eerste zitting werd de proefpersoon op het hart gedrukt zich beide herinneringen goed in te prenten. Er volgenden nog twee ontmoetingen met een week ertussen. Daarin moesten de proefpersonen de twee herinneringen weer oplepelen zonder dat de ondervrager daar iets aan toevoegde. Aan het eind van de drie bijeenkomsten werd verteld dat een van de twee verhalen een puur verzinsel was. Er kwam nog een nazit over het proces van het verwerven van valse herinneringen.
Het resultaat was verbluffend. Meer dan tweederde van de proefpersonen was er van overtuigd dat hij/zij de verzonnen gebeurtenis had meegemaakt. Er werden zelfs dingen verteld over de politieagenten die hen hadden ondervraagd, mensen die ze nog nooit hadden ontmoet.
Bron: Le Monde