De wereld besteedt per jaar wereldwijd een halfbiljoen dollar (ongeveer € 350 mrd) aan subsidies voor fossiele brandstoffen, zo bericht het Britse ODI in een rapport. Volgens dat rapport besteden de rijke landen zeven keer meer aan subsidies voor kolen, olie en gas, dan dat ze uitgeven aan steun voor arme landen om ze te helpen klimaatverandering tegen te gaan. Sommige landen – waaronder Egypte, Marokko en Pakistan – geven meer uit aan subsidies dan het nationale tekort groot is, zegt het persbericht. Het ODI roept de rijke landen verenigd in de G20 op de subsidies uiterlijk in 2020 te beëindigen. Volgens het Internationaal Energie-agentschap zijn de subsidies voor fossiele brandstoffen zes keer hoger dan voor duurzame energie. De OESO, de economische organisatie van rijke landen, stelt dat de belasting op steenkool lager is dan voor andere brandstoffen.
Het is lastig vast te stellen wat energiesubsidies zijn. De Britse organisatie baseerde haar definitie van brandstofsubsidies op die van het Internationaal Monetair Fonds en de het Internationaal Energie-agentschap. Dat betekent dan ook, bijvoorbeeld, dat belastingfaciliteiten als subsidie worden gezien. Op basis van die aannames komt het ODI met een uiterst ingewikkeld web van betalingen.
Zo hoefden in de VS de boeren geen brandstofaccijns te betalen. Dat kostte de staat in 2011 1 mrd dollar aan inkomsten (zo’n € 750 mln). Daar komt nog eens 1 mrd dollar bij voor de oliereserves en 0,5 mrd voor onderzoek op het gebied van fossiele brandstoffen. Duitsland gaf in dat jaar € 1,9 mrd subsidie aan de kolensector en Groot-Brittannië verleende in 2011 belastingfaciliteiten voor olie- en gaswinning waardoor de Britse staatskas 280 miljoen pond (zo’n € 330 mln). Pakistan, dat grote problemen heeft met kindersterfte en adequate voedselvoorziening, spendeert twee keer zo veel aan energiesubsidies als aan primair onderwijs en aan basisgezondheidszorg. “Dat is een uiterst pervers gebruik van de openbare middelen”, zegt Kevin Watkins van de ODI.
Watkins zegt dat verandering best mogelijk is en voert Iran aan als lichtend voorbeeld daarvan. “Iran is een van de goede voorbeelden van landen die stopt met het subsidiëren van de rijken en dat inzet op ontwikkelingen die er voor het leven van mensen toe doen.” Met de subsidies voor fossiele brandstoffen schieten overheden zich volgens het ODI in beide voeten: het voorkomt het belasten van het gebruik van koolstof en bedrijven krijgen geen prikkels over te stappen op duurzamere energievormen. Watkins noemt de subsidiëring een kwalijk gebruik van publiek geld “op een moment dat mensen zich zorgen maken over de energiekosten.”
Geld voor ontwikkeling op energiegebied gaat vooral naar fossiele brandstoffen. Volgens het ODI ging driekwart van wat internationale banken investeerden in energie naar projecten in 12 landen met de hoogste kooldioxide-emissies.
Bron: BBC