Met de ontdekking van bepaalde biomoleculen (protosteroïden) in miljarden jaren oude gesteenten zouden onderzoekers tot nu toe onbekende organismen op het spoor zijn, die zo’n miljard geleden geleefd zouden hebben. Ze zouden een andere celopbouw hebben gehad als de eukaryote cellen (cellen met een kern) en waarschijnlijk ook een andere stofwisseling hebben gehad, maar heo ze er uit kunnen gezien valt niet te reconstrueren. Het leven moest zich destijds redden met een lager zuurstofgehalte in de atmosfeer dan tegenwoordig.
De nieuw ontdekte protosteroïden (‘oervetten’) zouden in die ‘middeleeuwen’ van de aarde hebben overheerst. Ze zouden kenmerken van een oudere levensvorm zijn die tussen 1,6 en 0,8 miljard jaar geleden hebben geleefd.
Momenteel verdelen we de levende wereld in eukaryoten (cellen met een celkern) en prokaryoten (bacteriën en archaea). “Het bijzondere aan deze ontdekking is niet alleen het moleculaire bewijs van eukaryoten, die hiermee veel eerder gedateerd kunnen worden”, zegt Christian Hallmann van het Duitse onderzoekscentrum voor geowetenschappen (GFZ). “Aangezien de laatste gemeenschappelijke voorouder van alle moderne eukaryoten, inclusief de mens, waarschijnlijk ‘normale’ moderne sterolen kon produceren, is de kans groot dat de eukaryoten die verantwoordelijk zijn voor deze zeldzame handtekeningen tot de ‘stam’ van de evolutionaire boom behoorden.”
De verdringing van de ‘stam’ door modernere eukaryoten zo’n 800 miljoen jaar geleden wordt gekenmerkt door verder ontwikkelde sterolen zoals cholesterol. Die overgang zou de allesbelissende gebeurtenis in de ontwikkeling van steeds complexer leven zijn geweest (de evolutie, dus).
Bijna alle eukaryoten produceren cholesterol. Die verbinding heeft een slechte naam vanwege de relatie met ziektes, maar vormt een integraal onderdeel van het celmembraan, waar het allerlei functies vervult. Via die steroïden kunnen onderzoekers de ontwikkeling naar complexere levensvormen volgen.
Giftig zuurstof
In die periode zou de aardatmosfeer steeds meer zuurstof hebben bevat, het stofwisselingsproduct van cyanobacteriën en algen (eukaryoten). Die stof was voor veel andere toen levende organismen giftig. Later waren er ijsperioden (ijsbalaarde) en de protosteroïde-organismen stierven uit. De laatste gemeenschappelijk voorouder zou zo’n 1,2 tot 0,8 miljard jaar geleden hebben geleefd. Hun, geëvolueerde, nakomelingen zouden beter tegen warmte, kou en uv-straling hebben gekund en verdrongen hun oorspronkelijke verwanten. Hoe die beestjes eruit zouden hebben gezien valt lastig te achterhalen aangezien ze geen ‘afdrukken’ nalieten.
Bron: idw-online.de