Het komt me eerlijk gezegd heel bekend voor, die zelfherstellende kunststof en inderdaad: op Kennislink.nl staat zo’n verhaal. In 2001 zou Scott White van de universiteit van Illinois al zoiets hebben gefabriekt. Het bijzondere aan deze vinding zou zijn dat het herstelvermogen een nabootsing is van biologische processen. Het oude zelfherstellende materiaal van Scott White zou geen haarscheurtjes repareren en nu komt de onderzoeker met iets beters.
De crux is dat de kunststof twee vloeistoffen bevat, die met elkaar reageren als ze gemengd worden, net zoiets als bloedplaatjes en fibrine-eiwitten met elkaar bloedstolsel vormen. Een paar minuten na het contact vormt zich een dikke gel die het beschadigde gedeelte vult (nu heb ik het weer over de zelfherstellende kunststof), die in een paar uur uithardt. De twee vloeistoffen zitten in gescheiden ‘bloedbanen’. Als daar een gaatje in werd gemaakt dan komen de twee vloeistoffen met elkaar in contact. Kennelijk moesten die vloeistoffen met pompen onder druk worden gehouden. Het gat en de omringende scheuren werden binnen 20 minuten gevuld en het materiaal hardde in drie uur uit. De gerepareerde plek had 60% van de sterkte van het oorspronkelijke materiaal. Grotere gaten (> 8 mm) waren we lastiger te vullen, omdat dan de zwaartekracht een nefaste rol gaat spelen. Schuim in plaats van vloeistof zou daar een oplossing voor kunnen zijn. Om het praktisch te houden zouden de gescheiden ‘bloedbanen’ elkaar moeten kruizen. Die bloedbanen maken het materiaal wel minder sterk, maar volgens de onderzoekers niet al te zeer. Ik hoop voor White dat hij in de praktische toepassing geen pompen nodig heeft om de vloeistoffen naar de bedreigde plaats te dirigeren. Het klinkt allemaal wat klungelig en weinig praktisch. Toch schijnen de onderzoekers wel degelijk serieus te zijn. Daarbij wordt wel gedacht aan tamelijk sjieke toepassingen zoals het zelfherstel van materiaal voor ruimtevaartuigen, want het materiaal zal niet goedkoop zijn. Ik zou bijna zeggen: aggemoorleuthet, maar dan klink ik niet serieus…
Bron: New Scientist