
Bijna halfbiljoen dollar subsidie voor oliesector in 2019 (afb: phys.org)
De subsidies voor het verbruik van olie en gas daalden met 27% ten opzichte van 2018 tot 120 miljard dollar (een kleine 110 mld euro), aldus het IEA, vooral door de lagere prijzen voor olie en gas. Landen die daar veel geld in steken zijn vooral olieproducerende landen, maar ook grootmachten als India en China.
Daar tegenover staat een stijging voor bijdragen in 44 landen aan de productie van 38% naar 55 miljard dollar (een krappe 50 mld euro), stelt de OESO. Het gaat dan om belastingfaciliteiten, regelrechte bijdragen en kredieten. Alles bij elkaar kwam de bijdrage van 77 landen voor productie en verbruik van olie en gas het vorig jaar uit op 478 miljard dollar (zo’n 430 mld euro), een vermindering van 18% zo stellen het IEA en het OESO in een gezamenlijke verklaring.
“Subsidies betekenen dat er minder geld kan gaan naar andere doelen zoals onderzoek naar schone energie, innovatie of het versterken van sociale vangnetten”, zegt Nathalie Girouard van de OESO. Het verbranden van fossiele brandstoffen, nog steeds verantwoordelijk voor 80% van het wereldenergieverbruik, is de belangrijkste bron van het broeikasgas kooldioxide.
Al in 2009 besloten de twintig rijkste economieën van de wereld verenigd in de G20 de subsidies aan de oliesector langzaam af te bouwen, maar tot nu toe heeft dat idee weinig zoden aan de dijk gezet. “Het subsidiëren van fossiele brandstoffen is een inefficiënt gebruik van publiek geld en verslechtert de broeikasgasuitstoot en luchtvervuiling”, zegt Angel Gurria, secretaris-generaal van de OESO.
Gouden kans
“De huidige lage prijzen bieden landen een gouden kans om de verbruikssubsidies te verminderen”, zegt Fatih Birol van de IEA. “Het is wezenlijk dat je marktverstoringen vermijdt die vervuiling en inefficiënte technologie begunstigen.” Uit onderzoek van het IEA blijkt ook dat de subsidies vaak ongericht zijn en vooral ten goede komen aan de rijken (die meer van die gesubsidieerde brandstof verbruiken).
Bron: phys.org