Sommige mensen zouden het een woordenstrijd noemen, een strijd over de betekenis van woorden. Andere mensen zullen zich afvragen wat de zin van zo’n opmerking is. Zolang je met die (niet)wetten dingen kunt voorspellen zijn ze toch gewoon nuttig? De theoretisch natuurkundige Sankar Das Sarma krijgt in the Guardian ruimte om zijn visie uit te leggen en ik houd van mensen die de boel af en toe eens flink opschudden.
Het lijkt erop dat onze ‘eigen’ Robbert Dijkgraaf, tegenwoordig onderwijsminister in Nederland, in 2018 een artikel in Quanta Magazine heeft geschreven met juist die titel: Er zijn geen natuurwetten. Das Sarma las het onlangs, vandaar. Hij is het eens met Dijkgraaf en hij denkt dat zijn vakgebied daar baat bij heeft.
Nu komen we toch weer in de semantiek (woordenstrijd) terecht. Das Sarma steltdat het geen wetten zijn maar nauwkeurige beschrijvingen van wat we waarnemen (hij zegt zien, maar dat lijkt me wetenschappelijk niet juist, zegt as heel parmantig). Dat het geen wetten zijn zou je al kunnen zien aan het feit dat die bij tijd en wijlen worden herzien. Ik stel daar als volstrekte leek tegenover dat het toch maar mooi is dat dat bedenksel van Einstein, de relativiteitstheorie, na dik honderd jaar nog steeds fier overeind staat. Dat is dan een erg nuttige ‘beschrijving’.
Het is natuurlijk waar dat wetenschappers ooit de enige echte en universele ‘grondwet’ van de natuurwetenschappen denken te ontdekken, de theorie van alles, en die wet zou ook heel eenvoudig moeten zijn, is de voor mij irrationele bijgedachte van die ‘strebers’. Honderd jaar geleden zou de opvatting van Dijkgraaf en Das Sarma niet controversieel zijn, stelt de laatste, maar juist in die tijd zetten natuurkundigen zoals Einstein daarop in. Die heeft de laatste dertig jaar van zijn leven daar vergeefs naar gezocht.
Een mens zou zo’n 86 miljard hersencellen hebben, maar dat is altijd nog veel minder dan het aantal sterren in de Melkweg, een minuscuul deeltje van het heelal. Met dat verhaal wil hij, Das Sarma en niet Einstein, maar vertellen dat we waarschijnlijk niet in staat zijn die ‘grondwetten’ te vinden. Dus die zouden toch wel bestaan?
Hij haalt er de snaartheorie bij die zwaartekracht en kwantummechanica ‘verenigt’, maar snaarders zijn met hun theorie niet in staat andere dingen te voorspellen dan die je nu al weet (of denkt te weten), stelt hij. In die theorie hebben we het dan over de mogelijkheid van vele universa waarvan de onze er maar een is. Zijn ‘onze’ wetten dan ook geldig in de pompeljoenen andere universa?
Elementaire deeltjes
Kijk naar de deeltjesfysica, zegt hij. Er worden steeds meer elementaire deeltjes gevonden, maar misschien bestaan die niet evenmin als fundamentele krachten tussen die deeltjes. Al dat gedenk heeft geleid tot de mogelijkheid
dat er 10500 universa zijn, waarin in misschien maar in een, het onze, die wetten gelden die de Homo sapiens schikken.
Dat hele idee van wetten moet op de schop. De Grieken bedachten 2500 jaar geleden het atoom, het ondeelbare, en onlangs konden we de komst van het Higgsdeeltje begroeten, waarvan ik (=as) me nog steeds niet kan voorstellen wat dat is. De wetten blijken niet universeel, wil Das Sarma maar zeggen. Die hangen volledig af van waar we ons in het landschap van universa bevinden.
Hij heeft daar als theoretisch natuurkundige geen probleem mee. Integendeel. Het maakt zijn werk alleen maar interessanter te bedenken dat er welhaast een oneindig aantal wetten zouden zijn. Dat houdt de theoretisch fysici tot het einde der tijden aan het werk.
En hoe zit het dan met de kwantummechanica? Die is toch al 100 jaar erg succesvol? Nog steeds volgens Das Sarma is kwantummechanica meer een stel regels en geen rotsvaste wetten. Hij betwijfelt of natuurkundigen over duizend jaar de kwantummechanica nog zullen gebruiken als een fundamentele beschrijving van de natuur. Hij heeft geen idee wat daar voor in de plaats zou kunnen komen. Hij vindt het zelfs een deprimerende gedachte dat de beschrijving van hoe dat universum zou werken ineens in het begin van de eenentwintigste eeuw zou worden vastgelegd in de kwantummechanica.
Zou hij met dit verhaal iemand hebben overtuigd? Ik waag het te betwijfelen. Mij in ieder geval niet. Zolang de gevonden regels maar werken wie zal het dan kunnen schelen dat die niet muurvast vastgetimmerd staan? Maar ja hij is natuurlijk geen praktische natuurkundige.
Bron: the New Scientist