Nobelprijs-winnaar Randy Schekman is niet langer van plan de resultaten van zijn onderzoek nog te publiceren in de tijdschriften als Nature, Science en Cell. Bio-loog Schekman, die dit jaar samen met James Roth-man en Thomas Süd-hof de Nobelprijs voor Genees-kunde kreeg, vindt dat die tijdschriften het wetenschappelijk proces frustreren. De dwang om te publiceren in de ‘grote’ tijdschriften zet wetenschappers aan tot vals spelen en tot het doen van wetenschappelijk onderzoek dat goed ‘in de markt’ ligt, in plaats van belangrijk wetenschappelijk werk te doen. Het probleem wordt nog eens verergerd door de redacteuren, die geen actieve wetenschappers zijn, maar artikelen voortrekken waarvan ze hopen dat die veel aandacht trekken. Hij schrijft in de Britse krant The Guardian dat hij hoopt dat ook anderen in de wetenschappelijke wereld tot actie overgaan. “Net zo als Wall Street los moet komen van de bonuscultuur, moet de wetenschap de tirannie van de luxetijdschriften doorbreken.” Schekman is zelf redacteur van het open tijdschrift eLife.
De Nobelprijswinnaar bekritiseert het beleid van de drie bladen om kunstmatig het aantal artikelen in te perken dat ze accepteren. Dat schept behoefte, vindt hij. Ook veegt hij de vloer aan met de zogeheten impactfactor, een maat voor het aantal keren dat een artikel wordt geciteerd (zegt the Guardian; eigenlijk is het een maat voor de invloed van een blad). Die wordt vaak als kwaliteitskenmerk gehanteerd, maar heeft volgens Schekman een giftige uitwerking: “Een artikel kan vaak geciteerd worden omdat het goed is, maar ook omdat het opvallend is of uitdagend of de plank mis slaat.”
Sebastian Springer, een biochemicus van de Duitse Jacobs-universiteit die met Schekman heeft samengewerkt, erkent dat er grote problemen zijn, maar ook dat er geen beter alternatief is. “Het systeem is niet gebaseerd op verdienste. Het zijn niet per se de beste artikelen die in die bladen verschijnen.” Voor wetenschappers is het innemen van een standpunt een hachelijke zaak, denkt Springer. Beoordelingscommissies in de hele wereld varen op het kompas van de toptijdschriften en als een wetenschapper daar niet in publiceert doet die zich zelf te kort. “Daar zouden die beoordelaars zich rekenschap van moeten geven.”
Philip Campbell, hoofdredacteur van Nature, voelt zich niet echt aangesproken. “We kiezen de onderzoeken uit op basis van hun wetenschappelijke betekenis. Dat kan leiden tot media-aandacht en een impactfactor, maar dat telt niet voor de redacteuren van Nature. Ze kunnen die niet voorspellen, zelfs al zouden ze dat willen.” Volgens Campbell zou onderzoek van de uitgever van Nature onder 20 000 wetenschappers hebben uitgewezen dat de redenen om voor het blad te kiezen drieërlei zijn: de reputatie van het tijdschrift, de relevantie ervan voor hun vakgebied en de impactfactor.
Ook Monica Bradford van Science is zich van geen kwaad bewust: “We hebben een hoge oplage en drukken ook andere tijdschriften. Dat kost veel geld. De beoordeling van de artikelen door wetenschappers is voor de redactie cruciaal en er is niks kunstmatigs aan het beperken van het aantal aangenomen artikelen. Dat is het idee en de missie van ons blad.” Ook Emilie Marcus van het 40-jarige tijdschrift Cell voelt zich niet aangesproken. “Cell bestaat om wetenschap en wetenschapper te dienen”, zegt ze vroom. “Als we er niet in slagen kwaliteit voor onze auteurs en lezers te bieden, dan zouden we niet bestaan.”
Bron: The Guardian