Onderzoekers onder aanvoering van Jerry Mitrovica van de Harvard-universiteit (VS) zijn tot de conclusie gekomen dat het smelten van het ijs en de stijging van de zeespiegel de draaiing van de aardbol en de richting van de aardas inderdaad beïnvloeden. In het begin van deze eeuw was er al een sterk vermoeden dat die samenhang bestaat. Nu schijnen Mitrovica c.s. die samenhang tussen aardrotatie en zeespiegelstijging (of -daling) te hebben aangetoond.
IJs verandert in vloeibaar water. Dat betekent dat de massa op de aardbol anders wordt verdeeld. Dat heeft gevolgen voor de aarddraaiing. Als er ijs bij de polen verdwijnt en zich over alle wereldzeeën verspreidt, dan komt een hoop massa verder van de aardas af te liggen en gaat de aarde langzamer draaien. Dat lijkt op een kunstrijdster die in een pirouette haar armen strekt, waardoor ze langzamer gaat draaien. Klimaatverandering moet dus de draaiing in de loop van de aardse geschiedenis hebben beïnvloed, zo is de theorie, maar tot nu toe konden wetenschappers daar hun vingers nog niet achter krijgen.
In 2002 stelde de oceanograaf Walter Munk dat die samenhang een raadsel blijft. De feiten , zo leek het, lieten zich niet door de theorie dwingen. Ze pasten niet. Dat werd het enigma van Munk. Mitrovica en medeonderzoekers lijken dit geheim nu de nek te hebben omgedraaid.
De onderzoekers hebben de aannames en berekeningen van Munk nog eens goed onder handen genomen en zijn tot de conclusie gekomen dat de aardopwarming niet alleen tot het smelten van ijs en stijging van de zeespiegel leiden, maar dat daardoor ook de draaiing van de aarde en de richting van de aardas veranderen. De theorie en de waarnemingen kloppen volgens de onderzoekers wel degelijk. Munk heeft hier en daar verkeerde schattingen en gegevens gebruikt, schrijven ze.
Munk nam waar dat de draaisnelheid van de aarde de laatste drieduizend jaar is gedaald, waardoor de dagen langer werden. Dat zou zijn gebleken uit astronomische waarnemingen uit de oudheid en de middeleeuwen. De afremming wordt grotendeels veroorzaakt door kracht van de getijden, maar ook door de wisselwerking tussen de vloeibare aardkern en de -mantel. Uit metingen de afgelopen eeuw is gebleken dat de aardas enigszins is veranderd.
Volgens Munk zijn die veranderingen te verklaren uit de ‘nasleep’ van de jongste ijstijd, toen gigantische ijsmassa’s smolten en het land van kilometersdikke ijslagen werd bevrijd. Het land wipte verlicht op. Ook nu nog komen sommige delen van het land op aarde een paar millimeter per jaar omhoog als gevolg van dat Grote Smelten na de ijstijd.
Het verdelen van het ijs in de vorm van vloeibaar water over de aardbol maar ook de ‘verheffing’ van het land betekenen dat er meer massa verder van de aardas komt te liggen. Volgens Munks model komt het, geschatte, effect van de ijstijd zo perfect overeen met de waargenomen veranderingen, dat er geen ruimte overblijft voor andere variabelen. Munk haalt schattingen aan die voor de 20ste eeuw een zeespiegelstijging aangaven van 1,5 tot 2 mm per jaar. Dat zou inhouden dat er een gigantische massastroom van vast naar vloeibaar water is, met effect op de aardrotatie. Dat paste niet met zijn model.
Mitrovica en zijn collega’s laten nu aan de hand van berekeningen en computersimulaties zien hoe die schijnbare tegenstelling valt op te lossen. Die zou zijn ontstaan doordat de schatting van Munk over het ijstijdeffect op de aarddraaiing niet juist was. Bovendien zou nieuw onderzoek hebben uitgewezen dat de stijging van de zeespiegel in de 20ste eeuw 30% lager was dan Munk had aangenomen. Met de nieuwe cijfers werd het raadsel ontraadseld.
Bron: bdw