Japan had aan Duitsland een voorbeeld kunnen nemen toen het vlak na de ramp met de kernreactoren in Fukusjima kernenergie afzwoor, maar de eens daadkrachtige Japanners zijn angsthazen geworden en ze kruipen zo heel langzaam weer terug richting atoomsplitsing. Duitsland is een van de weinige, grotere landen die serieus werk maakt van een duurzame energievoorziening met, vooral, wind en zon. Volgens de Amerikaanse krant the New York Times verandert dat niet alleen het Duitse landschap, maar zijn onze oosterburen redelijk succesvol in de overgang. Binnen niet al te lange tijd zitten de Duitsers met duurzaam op 30% van de elektriciteitsproductie (let wel: niet energieproductie, dat scheelt een factor 2 tot drie). Vergelijk daar Nederland mee, met zijn schamele 10% in 2013.
Hoewel steeds meer landen met jaloersheid naar de Duitse duurzame voortvarendheid kijken, gaat de overgang niet zonder slag of stoot. De energiebedrijven zagen hun winsten rap teruglopen. Bovendien is de duurzame energievoorziening een spel met andere regels dan voorziening met de oude technieken. Een van de zwakke punten van zon en wind is dat ze niet altijd waaien en schijnen. Dus zal er capaciteit achter de hand gehouden moeten worden voor de slappe tijden. De Duitse overheid erkent dat er nieuwe regels moeten komen. Voor sommigen is de Energiewende in Duitsland een regelrechte revolutie en een voorbode van wat de rest van de wereld de komende jaren te wachten staat, maar o wee als de Duitsers eens ook slappe knieën zouden krijgen. “Ik ben ervan overtuigd dat zon en wind de belangrijkste bronnen zullen zijn, niet alleen in Duitsland, maar ook in de rest van de wereld”, zeg Patrick Graichen van denktank Agora Energiewende. “De vraag is hoe we de overgang kunnen omzetten in een succesverhaal.”
De ontwikkelingen zijn gunstig. De prijs van zonnepanelen is in vijf jaar tijd met 70% gedaald. Daarmee wordt zonne-energie steeds aantrekkelijker, waardoor de productie… enzovoort. De veranderingen zijn voor terug te voeren tot China, mogelijk gemaakt door de Duitse vastberadenheid. De laatste tien jaar zijn de kosten om groen te gaan gedaald doordat Duitsland de wat jarenlang een nichemarkt was aanzienlijk heeft vergroot. Het land heeft een kleine € 100 miljard besteed aan de overgang, voor de installaties, maar ook voor financiële garanties voor gebruikers van vernieuwbare energiebronnen. Dat wordt door de Duitse energiegebruiker betaald: zo’n € 200 per huishouden per jaar.
De productie en verkoop van zonnepanelen verdubbelt nu elke 21 maanden en de prijzen zakken met 20% bij elke verdubbeling. “De Duitsers kochten geen energie, maar een prijsdaling”, zegt Hal Harvey van een denktank in San Fransisco.
Om een deel van dat aanbodprobleem van zon en wind te ondervangen, bouwt Duitsland grote windparken buitengaats. Dat is veel duurder dan op het land, maar op zee waait het harder en vaker, dus wordt de fluctuaties van het energieaanbod daardoor minder groot. Een windmolen op zee, met alles er op en er aan, kost al gauw zo’n dikke € 20 miljoen.
Zoals gezegd hebben de energiebedrijven het hard te verduren. Het grote RWE moest vorig jaar een groot verlies optekenen: € 2,8 miljard. De bedrijven waarschuwen dat de overgang niet zonder hun kan, al was het maar voor het opvangen van de fluctuaties in de productie van duurzame energie. Je vraagt je natuurlijk af waarom die energiebedrijven dan niet ook op grote schaal groen gaan. Dat zal ongetwijfeld te maken hebben met hun bestaande, nog niet afgeschreven installaties. De Duitse overheid lijkt geneigd het tempo van de overgang ook wat te willen vertragen, maar dat schijnen de Duitsers niet te pikken, uiteraard met de Duitse bedrijven die hun kaarten op duurzaam hebben gezet in de voorste linies, maar ook al die energiecoöperaties die in Duitsland de laatste jaren sterk in opkomst zijn hebben protest aangetekend. Ik ben er van overtuigd dat het de Duitsers gaat lukken. Die domme Japanners hebben het nakijken.
Bron: New York Times