Een enkele bacterie in darmflora beïnvloedt sociaal gedrag muizen

Lactobacillus reuteri en baby's

Uit Italiaans onderzoek uit 2014 bleek dat baby’s die Lactobacillus reuteri-druppels kregen minder maagdarmproblemen kregen dan een controlegroep (afb: autismspeaks.org)

Het is zo langzamerhand wel duidelijk dat onze darmflora veel meer invloed op ons en andere zoogdieren heeft dan assistentie verlenen bij de stofwisseling. Onderzoekers in de VS rond Mauro Costa-Mattioli kwamen er achter dat toevoeging van een enkele bacteriesoort aan de darmflora van muizen, de Lactobacillus reuteri-bacterie positieve effecten had op muizen met autistisch gedrag, nakomelingen van moeders die leefden op een vetrijk dieet.

Costa-Mattioli: “Andere onderzoekers mikken op medicijnen of elektrische hersenstimulering om de gevolgen voor het gedrag van afwijkingen in de hersenontwikkeling te corrigeren, maar misschien hebben we hier een nieuwe benadering. We weten natuurlijk nog niet of het ook effect heeft bij mensen, maar het is een fraaie manier om de hersens te beïnvloeden via de ingewanden.”
Het idee voor dit onderzoek kwam voort uit de ontdekking dat (menselijke) moeders die tijdens hun zwangerschap te dik waren vaker kinderen kregen met een afwijkende hersenontwikkeling zoals autisme. Daarbij kwam dat sommige mensen met autistisch gedrag nogal eens last hadden van maagdarmproblemen.
In hun experiment kregen zestig muizen (vrouwtjes) een vetrijk dieet, te vergelijken met een mens die meermalen per dag (ongezond) muurvoer eet. De vrouwtjes werden bezwangerd en hun kroost bleven drie weken bij hun moeder, waarna ze op een normaal dieet werden gezet. Het bleek dat na een maand de kleine muisjes (allemaal?) afwijkend sociaal gedrag vertoonden ten opzichte van een controlegroep: ze besteedden minder tijd aan contacten en waren daar ook niet echt happig op.
“Eerst wilden we kijken of de darmflora van het nageslacht van de ‘vetrijke’ moeders anders was dan van hun nakomelingen die een normaal dieet kregen”, zegt medeonderzoekster Shelly Buffington. “Op basis van ribosomaal RNA hebben we de bacteriële samenstelling van de darmflora bepaald en vonden een duidelijk verschil. De gegevens waren zo consistent dat we op basis van het microbioom van een enkele muis konden voorspellen of hun gedrag afwijkend zou zijn.”
Vervolgens keken de onderzoekers of en zo ja welke specifieke verschillen in de darmflora verantwoordelijk zouden kunnen zijn voor het afwijkende gedrag van de nakomelingen van de ‘vetrijke’ moeders. Muizen eten poep van elkaar en er werden dus dieren bij elkaar gezet zodat ze elkaars microbioom konden overnemen. Als de nakomelingen van ‘vetrijke’ moeders bij muisjes van normale moeders werden gezet, dan herstelde de darmflora zich en verbeterde het gedrag van de muisjes met de ‘vetrijke’ moeders zich in vier weken. Daaruit concludeerden de onderzoekers dat een of meer bacteriën daarvoor verantwoordelijk zou(den) kunnen zijn. Uit proeven met poeptransplantaties bij muizen zonder darmflora bleek dat de nakomelingen van de vetrijke moeders een niet uitgebalanceerd microbioom hadden met de gedragsafwijking als gevolg.

Lactobacillus reuteri

Uiteindelijk kwamen de onderzoekers er achter dat het verschil werd uitgemaakt door slechts een bacteriesoort: de Lactobacillus reuteri. De muisjes van vetrijke moeders hadden bijzonder weinig exemplaren van deze bacterie in hun darmflora, tot meer dan negen keer minder dan gezonde muisjes. Buffington: “We hebben een stam van de Lactobacillus reuteri-bacterie gekweekt afkomstig van mensenmoedermelk en die toegevoegd aan het water van het nageslacht van de ‘vetrijke’ moeders. Het bleek dat dat voldoende was om het sociaal gedrag te herstellen.” Andere afwijkende aspecten van autisme, zoals angst, bleven bestaan.
Het is volgens de onderzoekers interessant dat de onderhavige bacterie de productie van het ‘liefdeshormoon’ oxytocine bevordert, dat een belangrijke rol speelt in het sociale gedrag en in verband wordt gebracht met autisme bij mensen. De onderzoekers vroegen zich dan ook af of er iets mis was met de ‘beloningsbedrading’ in de hersens bij de autistische muisjes. Costa-Mattioli: “Er bleken inderdaad een minder synaptische activiteit in vergelijking met normale muizen in het beloningscentrum van de hersens. Als de bacteriën wel aanwezig waren, dan bleek de synaptische functie daar ook weer hersteld te zijn.”
Proeven met deze bacterie bij mensen zouden kunnen uitwijzen of die dezelfde effecten hebben als bij de muisjes. Costa-Mattioli denkt de aanpak ook zou kunnen werken bij andere ontwikkelingsstoornissen in de hersens.

Bron: EurekAlert

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.