Nee, tweetaligheid maakt je niet slimmer

Hilde Lowell Gunnerud

Hilde Lowell Gunnerud (afb: univ. van Stavanger)

Het is een welles/nietesspelletje geworden. De afgelopen jaren werd herhaaldelijk gemeld dat meertaligheid of tweetaligheid iemand slimmer zouden maken, terwijl haast even vaak werd geconstateerd dat dat helemaal niet waar was. Nu lees ik weer een verhaal van de universiteit van Stavanger (Noo) waarin op basis van een grootschalig onderzoek (een metastudie oftewel studie van studies) zou zijn aangetoond/aannemelijk gemaakt dat tweetaligheid niet slimmer maakt.“Het lijdt geen twijfel dat de kennis van meer talen een voordeel in het leven is”, zegt onderzoekster Hilde Lowell Gunnerud van de universiteit van Stavanger. “Talen bieden je de gelegenheid met mensen te communiceren, geven je toegang tot culturen en teksten en in het moderne leven biedt meertaligheid je enorme voordelen, maar als het gaat om cognitieve verwerkingsvaardigheden bestaan er geen verschillen tussen eentalige en tweetalige kinderen.”
Lang is ook door wetenschappers beweerd dat het vermogen te wisselen tussen twee of meer talen voordelen voor je hersens zou geven. Dat zou ook andere delen van de hersens stimuleren en het geheugen, de aandacht, het vooruitdenken oefenen, irrelevante informatie onderdrukken en het schakelen tussen activiteiten verbeteren. Volgens dat idee is het cognitieve voordeel ook afhankelijk van de tweetalige ervaringen. Het meeste voordeel zouden kinderen hebben die beide talen jarenlang vaak gebruiken.
Zoals gezegd is die theorie nooit echt bevestigd: sommige onderzoekers vonden voordelen andere nauwelijks of helemaal niet. Er zouden steeds meer kinderen twee- of meertalig worden opgevoed. De vraag is dan bij onderwijsgevenden wat een normale ontwikkeling is bij tweetalige kinderen. Gunnerus: “Je moet weten wat normaal is om problemen te herkennen.”

Vergelijking

De onderzoeksters bekeken zo’n honderd studies naar de verschillen tussen een- en tweetalige kinderen die tussen 1980 en 2017 zijn uitgevoerd. Hun conclusie is helder en klaar: er is geen verschil, niet als je kijkt naar de vaardigheden om informatie te verwerken in het algemeen en ook niet als je kijkt naar onderdelen zoals aandacht of werkgeheugen.
Dit soort metastudies wordt nogal eens bekritiseerd omdat die onvergelijkbare zaken met elkaar zouden vergelijken. Volgens de onderzoeksters is dat hier absoluut niet het geval. Gunnerud stelt dat het huidige onderzoek een groot aantal primaire studie heeft omvat. “Dat heeft het ons mogelijk gemaakt om te bekijken of de gebruikte methodologie of karakteristieken van de onderzochte groepen kinderen een verklaring zouden kunnen zijn voor sommige verschillen. We konden geen steun vinden voor het idee dat tweetaligen sterke voordelen hebben boven eentalige of beter presteerden. Onze conclusies zijn degelijk”, stelt ze. Mogelijk dat er voordelen, of nadelen, zijn waar we ons niet van bewust zijn maar de onderzochte theorieën houden in ieder geval geen stand, vindt Gunnerud.

Tweetaligen zijn niet per se slimmer of bijdehanter dan eentaligen, maar sommige resultaten uit de bekeken studies prikkelden wel de nieuwsgierigheid van de onderzoeksters zoals het schakelen tussen activiteiten. Gunnerud: “We kunnen niet verklaren waardoor sommige tweetaligen dat beter kunnen terwijl andere tweetaligen daar slechter in zijn de eentaligen.” Zo bleken onderzoekers ook verschillen gevonden te hebben in de voordelen tussen de diverse sociale klassen.

Doodgezwegen

De vraag is hoe het komt dat een, kennelijk, foute theorie zoveel aanhang en aandacht heeft verworven. Dat heeft veel te maken met valse schroom of eigenlijk met vooroordelen. Onderzoeken die weinig of geen verschil hebben geconstateerd blijven in de la liggen en werden nooit gepubliceerd. Dat is een groot probleem in het wetenschappelijk onderzoek. Ideeën die al te veel afwijken van de heersende ‘mode’ in een vakgebied worden vaak doodgezwegen.

Onderzoekers met zulke ‘afwijkende’ ideeën hebben het vaak moeilijk een wetenschappelijke loopbaan op te bouwen. Ik heb ooit een Amerikaanse astronoom geïntervieuwd die vraagtekens zette bij de theorie van het uitdijende heelal. Hij werd door zijn vakbroeders uitgekotst. Wetenschap is in de praktijk vaak veel minder een rationeel ‘spel’ van theorievorming en falsificaties maar, net als elders in de maatschappij, maar meer een botsing van ego’s.

Bron: Alpha Galileohttps://www.alphagalileo.org/en-gb/Item-Display/ItemId/205948

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.