De laatste jaren wordt geconstateerd dat er steeds minder insecten zijn en vlinders blijken daar geen uitzondering op te zijn. De aantallen vlinders in Europese graslanden gaan steeds verder achteruit. De EU heeft plannen om die achteruitgaan tegen te gaan en heeft een nieuwe natuurherstelwet in voorbereiding. Is dit dan een van die wetten die de nogal wispelturige president Macron in ‘de wacht’ wil zetten?.
In dat nieuwe wetsvoorstel wordt vlinders een grote taak toebedacht. Lidstaten van de EU zouden moeten bijhouden hoe vlinderpopulaties zich ontwikkelen. In de zogeheten graslandvlinderindicator is die stand nu voor de achtste keer gemeten door de Europese vlinderbeschermingsorganisatie, mede gecoördineerd door het Duitse Helmholtzistituut voor milieuonderzoek in Halle . Die zou als model door de EU-landen moeten worden gebruikt. Er is snel actie nodig aangezien de stand van de vlinderpopulaties achteruitgaat sedert de eerste schattingen in 1990. 80% van de leefgebieden van de vlinders in de EU zou kwetsbaar zijn.
Natuurlijk hebben mensen het dan niet over de achteruitgang van de veelkleurige verschijnselen op zich, maar over de daarmee gepaarde droefenis die de mensheid daardoor ondervindt zoals de slechtere kruisbestuiving van voedselgewassen.. Het nieuwe wetsvoorstel van de EU zal nog deze maand gepubliceerd worden.
Volgens dat voorstel moeten EU-lidstaten plannen maken hoe ze de natuurdoelen willen bereiken. Vervolgens moeten ze ook bijhouden welke resultaten die (uitgevoerde) plannen hebben opgeleverd. Dat lijkt geen sinecure te worden. Voor dier- en plantsoorten zijn er te weinig gegevens om mee te vergelijken. De weinige uitzonderingen daarop zijn vogels, vleermuizen en vlinders.
Ideale bioindicatoren
“Vlinders zijn de ideale bioindicatoren”, zegt Jozef Settele van het Helmholtzcentrum voor milieuonderzoek HUF. Ze leven in een hele reeks ecosystemen en zijn heel gevoelig voor veranderingen in hun omgeving. Daarmee zijn vaak representatief voor veel andere insecten. Bovendien zijn ze zeer aantrekkelijk. Dan is het ook een stuk makkelijker om vrijwilligers te vinden om die beestjes te tellen (hoewel padden ook over de weg geholpen worden en die zijn niet zo ‘mooi’).
Die gegevens over vlinders in Europa worden verzameld in een databank (eBMS). Iets dergelijks zou moeten gebeuren met de graslandvlinderindicator waarin zeventien vlindersoorten in weiden en andere graslanden worden ‘gevolgd’ als indicatie van de welstand van de natuur.
De laatste schattingen zijn niet erg gunstig in de 27 EU-landen: alleen het oranjetipje Anthocharis cardamines) is iets vooruit gegaan. De kleine vuurvlinder kleine vuurvlinder (Lycaena phlaeas), groot dikkopje (Ochlodes sylvanus) en het bruine zandoogje (Maniola jurtina) zijn gelijk gebleven. Vijf soorten, waaronder icarusblauwtje (Polyommatus icarus) en de argusvlinder (Lasiommata megera) zijn achteruitgegaan.
Settele: “De grootste verliezer in de afgelopen jaren is het tijmblauwtje (Phengaris arion). Die is in Nederland helemaal verdwenen.” Voor de rest van de zeventien indicatorvlinders is de trend niet duidelijk of zijn er te weinig gegevens. Het plaatje wordt nog slechter als we heel Europa bekijken.
Maatregelen
Volgens deskundigen zijn er veel maatregelen nodig om de vlinders te redden. Duidelijk is dat duurzaam gebruik, in de zin van ecologisch verantwoord, van graslanden absolute voorwaarde is. Er zullen verbindingen tussen leefgebieden nodig zijn. Veel klimaatmaatregelen zullen ook de vlinders ten goede komen. Deskundigen hopen dat de nog goed te keuren EU-wet de zaken voor de vlinders ten goede zal keren.
Bron: Science Daily