De productie van palmolie blijkt volgens een recent onderzoek een nog grotere aanslag op het milieu en het klimaat te doen dan tot nu toe werd aangenomen, constateert een onderzoeker van de EPFL in Zwitserland. Hij draagt ook oplossingen aan voor de kortere en voor de langere termijn om de productie van palmolie ‘groener’ te maken.
Indonesië en Maleisië zijn samen goed voor 85% van de wereldproductie van palmolie. Palmolie is gewild en die groeiende vraag gaat elk jaar weer ten koste van hele lappen regenwoud. Elk jaar verdwijnen duizenden hectaren bos. Volgens een onderzoek uit 2014 was Indonesië in 2012 wereldkampioen ontbossing.
Onderzoeker Thomas Guillaume van het EPFL heeft de milieueffecten van de palmolieproductie in Indonesië onder de loep genomen. Wat kost het aan koolstof als je regenwoud omzet in de monocultuur van een palmolieplantage? De gegevens die onderzoekers van de universiteit van Göttingen (D) hebben verzameld over de bodem en de vegetatie in centraal-Sumatra heeft hij vergeleken met die van palmolie- en rubberplantages.
Palmolie grootste probleem
De omzetting van oerwoud in palmolieplantages is het grootste probleem als je dat berekent als koolstofuitstoot: een hectare omzetting geeft een verlies van 174 ton koolstof, waarvan het merendeel in de vorm van kooldioxide in de atmosfeer terechtkomt. “Die hoeveelheid komt overeen met de uitstoot van 530 mensen die van Genève naar New York vliegen”, zegt Guillaume.
Die hoeveelheid is groter dan een intergouvernementele klimaatonderzoeksgroep van de VN (IPCC) heeft becijferd voor palmolie. Dat getal wordt nu gehanteerd bij de productie van palmolie die dan duurzaam heet te zijn. Het nieuwe onderzoek toont aan dat de koolstof in de bodem niet mag worden verwaarloosd zoals tot nu toe wordt gedaan.
Oerwoud omzetten in rubberplantages levert een koolstofverlies van 159 ton per hectare op en bij een milieuvriendelijker regime, waarbij niet alle bos gekapt wordt, altijd nog zo’n 116 ton per hectare.
De oliepalmteelt blijkt het meest te winnen te zijn als het gaat om tonnen geproduceerde biomassa per jaar in vergelijking met het koolstofverlies dat die veroorzaakt. Er zou, met andere woorden, op een kleiner oppervlak geproduceerd kunnen worden.
Het probleem is dat op palmplantages de koolstof niet meer terug ‘naar de aarde’ wordt gebracht, zoals van nature in een tropisch regenwoud. In plantages wordt de boel liefst zo goed mogelijk vrijgehouden van onkruid, met behulp van herbiciden. De vruchtbaarheid van de grond kan dan alleen met behulp van kunstmest op peil worden gehouden.
“De hoeveelheid biomassa die mensen nemen voor de productie van palmolie in verhouding tot het hoeveelheid die ze in het ecosysteem laten zitten, doet ernstig twijfelen aan de de duurzaamheid van deze landbouwvorm”, zegt de onderzoeker.
Oplossingen
Guillaume draagt op oplossingen aan voor de korte en langere termijn om het effect van deze vorm van roofbouw op het milieu te verminderen. Zo zou het hout uit het oerwoud dat dan toch ‘vrijgemaakt’ wordt voor de plantages, moeten worden gebruikt en niet verbrand zoals nu nog vaak gebeurt. Op de bodem zou vegetatie moeten blijven als een soort groene mest. Bovendien zouden de organische resten na de olieproductie weer terug in de bodem moeten worden gebracht als natuurlijke bemesting.
Voor de langere termijn stelt de onderzoeker zijn hoop op het OPAL-project dat wordt gefinancierd door het Zwitserse nationale fonds FNS en de Zwitserse samenwerkingsorganisatie DOC. Een groep onderzoekers onder leiding van Alexandre Butler van ECOS kijkt naar mogelijkheden voor de exploitatie van palmolieplantages op terreinen waar geen bos voor gekapt hoeft te worden, zoals savannen en naar manieren de hoeveelheid grond tot een minimum te beperken.
Bron: EPFL