Je hebt de ‘ordinaire’ opladers die je in het stopcontact moet steken, je hebt zonneopladers, maar wellicht over een tijdje ook ‘warmteopladers’, opladers, of eigenlijk batterijen, die opgeladen worden door warmteverschillen. Onderzoekers aan het MIT in Cambridge (VS) hebben zo’n batterij ontwikkeld, alleen zijn de temperatuurswisselingen die nodig zijn om het ding op te laden nog wat aan de hoge kant (zo’n 40 graden).
Opladen door warmteverschillen is mogelijk door de keuze van de elektrodematerialen. Als actieve elektrodematerialen kozen de MIT-ers geel en rood bloedloogzout (kaliumhexacyanoferraat) en Pruisisch blauw (ijzer(III)hexacyanoferraat ((II)). De elektrolyt is een oplossing van kaliumnitraat. De beide kamers van de batterij zijn gescheiden door een zogeheten nafionmembraan (teflon). Het bijzondere aan de elektroden is dat ze tussen de 20 en 60 graden van polariteit verwisselen: bij 20 graden is de Pruisisch blauwe elektrode de minpool en bij 60 graden de pluspool; voor de bloedloogzoutpool is het precies andersom. Bij afkoelen tot 20 graden bouwt zich een elektrische spanning op: de batterij laadt zich op. Dat gebeurt ook met het opwarmen tot 60 graden. Je moet je daar geen geweldige voorstelling bij maken. Volgens de onderzoekers komt de omzetting van warmte in elektriciteit uit op een rendement van 2%. Dat is in ieder geval al meer dan wat thermogalvanische cellen opbrengen, waarmee ook wordt gepoogd stroom te peuren uit warmte. De MIT-onderzoekers denken dat hun systeem aantrekkelijk is, omdat het geen dure grondstoffen behoeft. In duizend laad-/ontlaadcycli werd de capaciteit van de warmteoplader maar een fractie kleiner. De MIT-ers zijn er van overtuigd dat een dergelijk systeem op een dag in afgelegen gebieden voor de stroomvoorziening kan zorgen. Vooralsnog gok ik er op dat zonnesystemen verreweg te verkiezen zijn, maar ik ben wat conservatief.
Bron: der Spiegel