Neonicotinoïden nog slechter voor biodiversiteit als gevreesd

Lygocoris pabulinus_(Miridae) groene appelwants

De groen appelwants, lid van de uitgebreide familie van de blindwantsen (afb: WikiMedia Commons)

Er is hier in Europa al heel wat afgesteggeld over de neonicotinoïden. Het insecticide acetamiprid is ruim 11 000 keer giftiger voor bepaalde insecten dan de vereiste gevoeligheidstesten, bijvoorbeeld op honingbijen, suggereren,  blijkt uit een onderzoek van de universiteit Hohenheim in Stuttgart, waarin de ernstige gevolgen van dit insecticide voor niet-doelwitinsecten zijn gevonden. De focus van hun onderzoek lag op ‘zachte’ insecten, een ecologisch belangrijke insectengroep die bijzonder gevoelig is voor insecticiden.
Zelfs kleine hoeveelheden – zoals die veroorzaakt door drift of oppervlakteverontreiniging – leiden tot een enorme afname van deze gevoelige dieren. Volgens de onderzoekers moet de huidige risicobeoordeling van pesticiden in Europa dringend worden hervormd om langetermijnrisico’s voor insectenpopulaties en biodiversiteit uit te sluiten.
Met een net in zijn hand dwaalt promovendus Jan Erik Sedlmeier door velden en weilanden, zijn blik aandachtig gericht op het gras. Omdat de ‘prooi’ van de promovendus, in tegenstelling tot bijen of kleurrijke vlinders, gemakkelijk over het hoofd te zien is: blindwantsen (Miridae). Ze vertegenwoordigen een hele groep dieren, plantenetende insecten die een belangrijke rol spelen in het ecosysteem. Uit wereldwijd onderzoek blijkt dat de biomassa, de diversiteit en het aantal insecten afneemt, deels vanwege het intensieve gebruik van insecticiden.
Bijna natuurlijke habitats worden steeds vaker verontreinigd met pesticiden, zelfs in niet-agrarische gebieden en natuurreservaten. Tot op heden zijn er slechts enkele onderzoeken uitgevoerd naar de effecten van gewasbeschermingsmaatregelen op zogenaamde niet-doelinsecten, d.w.z. andere soorten dan de bestreden soorten, onder reële veldomstandigheden.

Acetamiprid is de enige neonicotinoïde die in de EU is goedgekeurd voor gebruik buitenshuis. Onderzoekers van de Universiteit van Hohenheim hebben nu een reeks veld-, kas- en laboratoriumproeven uitgevoerd om te onderzoeken welke gevolgen het neonicotinoïde insectenbestrijdingsmiddel Mospilan®SG (werkzame stof: acetamiprid) kan hebben op ‘zachte’ insecten. Acetamiprid wordt wereldwijd samen met andere neonicotinoïden gebruikt, maar in de Europese Unie is het de enige neonicotinoïde die nog is goedgekeurd voor gebruik buitenshuis.
Mospilan®SG wordt toegepast door middel van spuiten en wordt ingezet in akkerbouwgewassen zoals koolzaad en aardappelen, in boomgaarden, in de wijnbouw en in de bloementeelt, met name tegen bijtende en zuigende plaaginsecten. Acetamiprid is een neurotoxine en werkt zowel als contact- als systemisch insecticide, omdat de chemische stof door planten kan worden opgenomen en door hun weefsels kan worden verspreid. Plantenetende insecten krijgen de stof vervolgens via hun voedsel binnen.

‘Zacte’ insecten

De focus van de studies lag op zachte insecten, omdat zij een diverse en wijdverspreide familie vormen met veel plantenetende insecten die zich vaak specialiseren in grassen als voedselbron. “De grote diversiteit en frequentie van deze groep suggereert een centrale functie voor het ecosysteem”, zegt Prof. Dr. Georg Petschenka, entomoloog aan de Universiteit van Hohenheim. “Ze zijn zeker een belangrijke voedselbron voor vogels en een verscheidenheid aan roofzuchtige ongewervelden.”

Bij hun onderzoek richtten de onderzoekers zich op drie soorten die veel voorkomen in Duitsland: de tweestippelige graswants (Stenotus binotatus), de langharige graswants (Leptopterna dolabrata) en de grote graswants (Megaloceroea recticornis). Ze kunnen worden beschouwd als representatief voor plantenetende insecten die geen doelsoort zijn.

De resultaten zijn alarmerend omdat de neonicotinoïde een veel vernietigender effect had op bijvoorbeeld zachte insecten dan de goedkeuringstests deden vermoeden. “Insecticiden zijn bedoeld om ongedierte zoveel mogelijk aan te pakken en nuttige insecten zoveel mogelijk te beschermen. Daarom zijn neonicotinoïden bijvoorbeeld ook op honingbijen getest”, legt Jan Erik Sedlmeier uit. “Onze experimenten tonen echter aan dat het insecticide acetamiprid meer dan 11 000 keer giftiger is voor sommige zachtlijvige insecten dan voor honingbijen.”
De onderzoekers kwamen tot deze conclusie door laboratoriumproeven met behulp van de zogenaamde LD50-vergelijking. Hierbij wordt onderzocht welke dosis nodig is om 50% van de individuen in een populatie te doden.

In het veldexperiment reageerden alle soorten zachte insecten ook zeer gevoelig op de neonicotinoïde. Na slechts twee dagen was hun aantal met maar liefst 92% afgenomen in gebieden die de randen van behandelde percelen nabootsten. Sedlmeier: “Naar schatting wordt slechts 30% tot 58% van de hoeveelheid pesticiden in het veld bereikt aan de randen van het veld – concentraties die normaal gesproken niet als zo gevaarlijk worden beschouwd”.
Zelfs bij zachte insecten die met het insecticide behandeld zijn helemaal niet in direct contact komen, zagen de onderzoekers ernstige verliezen toen ze de insecten op gastplanten plaatsten die twee dagen eerder waren behandeld met slechts 30% van de gebruikelijke concentratie insecticiden. De tweestippelige zachte wants overleefde dit scenario helemaal niet.
Bovendien konden de onderzoekers tot 30 dagen na toediening resten van de werkzame stof in de weefsels van de behandelde planten detecteren. Sedlmeier: “Constante blootstelling aan neonicotinoïden kan niet alleen hele populaties van zachte insecten drastisch verminderen. Datt kan ook de samenstelling van insectengemeenschappen veranderen, aangezien meer insecticide-tolerante soorten uiteindelijk kunnen gaan overheersen.”

Opvallend was ook dat de sterfte onder de zachte insecten sterk varieerde, afhankelijk van de soort. Vooral de kleinste van de drie onderzochte soorten, de tweestippelige graswants, bleek aanzienlijk gevoeliger voor het insecticide dan de andere twee soorten. Bij twee van de geteste soorten waren de mannetjes twintig keer gevoeliger dan de vrouwtjes.

Niet doelgericht

“In het ideale geval zouden moderne insecticiden specifieke plagen zo nauwkeurig mogelijk moeten aanpakken en minder giftig moeten zijn voor niet-doelwitinsecten. De resultaten laten echter zien dat de gevoeligheid voor insecticiden sterk varieert, zelfs tussen nauw verwante soorten. Het is daarom moeilijk om te voorspellen hoe giftig een insecticide daadwerkelijk is voor niet-doelwitinsecten op basis van geïsoleerde gevoeligheidstests,” vat Sedlmeier zijn resultaten samen.

Bovendien wordt de toxiciteit voor herbivore insecten momenteel helemaal niet getest: “Het huidige EU-registratieprotocol voor insecticiden vereist gevoeligheidstesten voor een beperkt aantal niet-doelwitinsecten, zoals honingbijen, sluipwespen, roofmijten en individuele leden van keverfamilies. Maar met name herbivore insecten zijn grotendeels verwaarloosd, ook al vormen ze wereldwijd ongeveer 50% van alle insectensoorten”, zegt medehoofdauteur Georg Petsjenká.

EU-toelating

Met het oog op de verlenging van de goedkeuring van acetamiprid tot 2033 pleiten de onderzoekers voor een fundamentele hervorming van het Europese risicobeoordelingssysteem. Een belangrijke stap is de uitbreiding van gevoeligheidstesten naar andere insectengroepen, met name plantenetende insecten.
Bovendien moet de huidige onzekerheidsfactor in de gevoeligheidstesten worden verhoogd van 10 naar minimaal 1000 om op adequate wijze rekening te kunnen houden met soort- en geslachtsspecifieke verschillen. Ook moeten akkerranden intensiever worden beschermd om op lange termijn de biodiversiteit, die van cruciaal belang is voor het ecologisch evenwicht, te behouden.

Bron: idw-online.de

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.