Elk jaar worden er door de Europese Geneesmiddelenautoriteit zo’n veertigtal nieuwe medicijnen of nieuwe indicaties van bestaande geneesmiddelen toegelaten tot de EU-markt. Iets soortgelijks gebeurt er in de VS. Volgens een recent onderzoek voegt meer dan de helft van de nieuwe medicijnen daarvan die tussen 2011 en 2020 zijn toegelaten nauwelijks of niets toe aan het bestaande arsenaal aan medicijnen. Bij tweede indicaties, extra toepassingen voor een bestaand middel, zou zelfs maar 37% werkelijke therapeutische meerwaarde hebben. Dat is overigens al vele malen eerder vastgesteld.
Voor hun onderzoek, onder aanvoering van Kerstin Vokinger van de universiteit van Zürich, gebruikten de wetenschapsters resultaten van beoordelingen van de toelatingsorganisaties voor geneesmiddelen in Frankrijk en Duitsland. Ze bestudeerden daartoe 149 eerste indicaties, nieuwe middelen, en 386 toegevoegde indicaties (‘hergebruikte’ medicijnen) die tussen 2011 door de EMA en de FDA waren toegelaten.
Meer dan de helft (58%) van die nieuwe medicijnen en nieuwe indicaties betroffen kankerbestrijding, 10% richtte zich op het afweersysteem en 9% op besmettingsbestrijding.
Overlevingskans?
Een van de problemen waar tegenaan wordt gelopen is om vooraf uit te maken of geneesmiddelen ook op de lange duur effect hebben zoals de overlevingskans. De klinische proeven die er met die medicijnen gedaan worden gaan maar over een beperkte periode en dan vaak ook nog met mensen in de beginfase van een ziekte.
Opmerkelijk is dat de EU-autoriteit voor geneesmiddelen dan ook nog eens een snellere toelatingsroute heeft bedacht voor ‘innovatieve’ geneesmiddelen, waardoor toelatingsautoriteiten nog minder gegevens vooraf hebben over de merites van zo’n innovatief product. Dat lijkt (mij=as) de zorgvuldigheid niet ten goede te komen.
Bron: Le Monde