De werkelijkheid is dat 49% van de klinische proeven in de EU niet aan die verplichtingen voldoet, zo blijkt uit een artikel in blad British Medical Journal.
Hoofdauteur van dat artikel is Ben Goldacre, baas van het EBM DataLab. Dat lab is onderdeel van de universiteit van Oxford (Eng) en houdt zich bezig met recepten, klinische proeven en terugtrekking van artikelen en heeft dit jaar de ‘EU-proevenvolger‘ geïntroduceerd, die bijhoudt wat de stand van zaken is bij de aangemelde klinische proeven in de EU.
De onderzoekers bekeken wat er gebeurd was met de 31 281 klinische proeven die sedert 2004 zijn geregistreerd bij het registratiebureau EUCTR. Ze trokken daar de proeven van af die niet zijn voltooid of waarvan wezenlijke gegevens ontbraken. Daardoor bleven er nog maar 7 274 proeven over (!). Van 3 601 daarvan (49,5%) zijn de resultaten gepubliceerd.
De onderzoekers keken ook naar de instelling of het bedrijf die/dat de proef betaalde. Grote bedrijven als Alcon, Sanofi, Bayer, Novartis, Servier of Pfizer scoorden goed (of eigenlijk normaal): meer dan 95%. Helemaal onder aan de lijst staat een ziekenhuisorganisatie in Parijs, Hôpitaux de Paris, die geen enkel resultaat publiceerde net als de gemeenteziekenhuizen van Lyon of het academisch ziekenhuis in München.
Van klinische proeven die werden uitgevoerd door commerciële laboratoria e.d. werden van ruim tweederde (68,1%) de resultaten gepubliceerd. Van proeven die waren opgezet door niet commerciële organisaties zoals universiteiten, ziekenhuizen e.d. werden slechts iets meer dan een op de tien (11%) de resultaten gepubliceerd.
Slordigheden
De onderzoekers constateerden ook een hoop ‘slordigheden’ bij de registratie. Van 29,4% van de proeven die afgerond zouden zijn was geen einddatum vermeld, terwijl bij andere proeven een einddatum werd vermeld terwijl die in een aantal landen nog liepen.
Dat kun je wel een fiasco noemen. Dat lag niet zozeer aan de commerciële labs die geen negatieve resultaten willen publiceren, want die publiceren vrijwel alle resultaten. Het niet-publiceren komt vaker voor bij kleinere geldschieters, die weinig ervaring hebben met klinische proeven en misschien ook de regels niet kennen. Goldacre: “Wettelijk moet de geldschieter de resultaten publiceren, maar bij universiteiten wordt die taak vaak overgedragen aan de arts-onderzoekers.” Een ander probleem zou zijn dat de projectleiders van de proeven die tussen 2004 en 2012 zijn aangemeld inmiddels zijn vertrokken. Dan is het lastig iets te registreren.
Maar al te vaak worden er bizarre smoezen bedacht voor het in gebreke blijven. “Proeven die tien jaar oud zijn interesseren niemand meer”, bijvoorbeeld of “Ik ben niet ingehuurd om de resultaten te rapporteren”, hoorden de onderzoekers. Ook waren er die stelden dat het publiceren van negatieve resultaten niet goed zou zijn voor zijn of haar loopbaan of zelfs “Het is mijn onderzoek, dus zijn het ook mijn resultaten.”
Smoezen
Vaak werd een gebrek aan tijd genoemd. Dat lijkt weinig hout te snijden. Als je geen tijd hebt de resultaten in het officiële register tepubliceren, dan heb je ook geen tijd die in de bekende tijdschriften te publiceren of te presenteren in lezingen. De onderzoekers maakten een selectie van honderd klinische proeven zonder geregistreerd eindresultaat. Van 46 daarvan verscheen een artikel in een wetenschappelijk tijdschrift en van vijf een publicatie in het ‘grijze circuit’ (voorpublicaties, lezingen, proefschriften e.d.).
Goldacre: “Artsonderzoekers publiceren veel liever in tijdschriften dan in een officieel register waar de gegevens gecontroleerd kunnen worden en waar de resultaten zijn gestandaardiseerd.” Bij publicatie in een tijdschrift kunnen de auteurs de ‘slechte’ resultaten weglaten of anderszins het artikel naar de hand zetten.
Het probleem is dat op nalatigheid nooit sancties volgen, stelt Goldacre. “Waarom mogen instellingen die nooit hun resultaten publiceren toch klinische proeven uitvoeren? Waarom blijven geldschieters die instellingen financieren en kan het de ethische commissies niet schelen?”, vraagt Sile Lane van de Britse organisatie Sense about Science. Goldacre denkt dat gebrek aan transparantie (wie heeft het daar niet over?) het het probleem is.
Amerika
De situatie is in Amerika nauwelijkzs beter. Ook daar is een meldingsplicht, maar daarop zijn talloze uitzonderingen. De publiocatiescore is er echter hoger dan in de EU: 59,4%. Volgens Goldacre en de zijnen is de databank van de FDA daardoor nauwelijks bruikbaar. De FDA wil daar wat aan doen en fikse boetes in het vooruitzicht stellen bij ingebrekeblijving, zo meldde dIe organisatie in een positiebepaling. Als organisaties in gebreke blijven de resultaten te vermelden in het FDA-register Clinicaltrials.gov dan riskeren ze boetes tot 10 000 dollar per dag. Hetde betreffende bedrijf of organisatie krijgt na een waarschuwing nog 30 dagen de tijd de zaak recht te breien alvorens een boete te riskeren. Het publiek krijgt 60 dagen de tijd te reageren.
Ook in Amerika blijven de met publiek geld gefinancierde klinische proeven het vaakst ongepubliceerd: 50%. Bij de door bedrijven gefinancierde proeven is die scoren 20%.
Bronnen: Futura-Sciences, Nature