Het is altijd een beetje lastig als je je buiten het terrein van de natuurwetenschap begeeft. Op natuurwetenschappelijk terrein wordt je geacht je beweringen te staven met wetenschappelijk bewijs. Buiten het gebied van de exacte wetenschap is het moeilijk of misschien wel onmogelijk om dat sluitende bewijs te leveren. Dat is in die veel simpeler natuurwetenschap al een heidens karwei. Als Naom Chomsky beweert dat we een soort taalgen hebben, dat taal is aangeboren, een instinct is, dan kan hij dat proberen aannemelijk te maken. Taalkundige Vyvyan Evans schreef nu een boek waarin hij beweert dat Chomskys bewering onzin is. Mij klinkt het dan als welles/nietes in de oren. Of misschien denk je wel: wie is die snotneus?
Evans is hoogleraar aan de Bangor-universiteit in Groot-Brittannië. Dat klinkt ook al niet erg vertrouwenwekkend. Volgens deze eigenwijze geleerde zijn onze, dan heb ik het over het grote publiek, ideeën over taal vaker mythes dan werkelijkheid. Van de ideeën van Chomsky, dat taalvermogen iets aangeborens is, laat hij geen spaan heel. Dat aangeborene zou je kunnen aflezen, dacht Chomsky, aan het gemak waarmee kleine kinderen een taal leren, zonder dat ze weet hebben van de onderliggende grammatica. Die moest, volgens de oude taalgeleerde, ergens zijn opgeslagen in het menselijke systeem. Naar die ‘universele grammatica’ wordt al een halve eeuw vruchteloos gezocht. Sterker nog, hoe meer talen er worden bestudeerd, hoe duidelijker het wordt dat er grammaticaal niks gemeenschappelijks aan ten grondslag ligt. Zo zijn er talen met een geheel vrije woordvolgorde. De eskimotaal Inuktitut bouwt zinnen op uit voor- en achtervoegsels en er is een Canadese taal, het Straits Sailish, die geen werkwoorden en zelfstandige naamwoorden kent. Dat idee van aangeborenheid lijkt volgens Evans ook onderuit gehaald te worden door de doventalen. Die zijn grammaticaal net zo rijk als gesproken talen, maar nieuwe gebarentalen zijn niet meteen af, zoals je zou verwachten als de grammatica in onze genen is vastgelegd. De rijkdom ontstaat pas na generaties. Ook kinderen blijken helemaal niet zo moeiteloos de grammatica toe te passen. Die kennis ontwikkelt zich. Kinderen beginnen met brokken taal die ze vaak horen en leren pas geleidelijkaan hoe de patronen in elkaar zitten. Grammatica is niet aangeboren, is Evans’ redenering, maar aangeleerd.
Evans schijnt, ik heb het boek nog niet gelezen, ook ideeën te ontvouwen. Zo zouden woorden en grammatica geen aparte systemen zijn, maar ononderscheidbaar. Ik ben nog niet onderweg naar de boekwinkel, maar ik houd van mensen die mythen onderuitschoppen, zelfs al komt ie van de universiteit van Bangor (dat schijnt in Wales te liggen).
Bron: New Scientist