50 jaar na dato is uit DNA-onderzoek gebleken dat de belangrijkste verdachte voor de 11 moorden die tussen 1962 en 1964 in Boston plaatsvonden in ieder geval een van die, tenminste, 11 moorden heeft gepleegd. Officieel is de man, bekend onder de naam de wurger van Boston, daar nooit voor veroordeeld, ondanks dat ie aanvankelijk een bekentenis had afgelegd. De verdachte, Albert DeSalvo, trok later zijn bekentenis in de moord op Mary Sullivan en twaalf andere vrouwen gepleegd te hebben. Hij zou in ’73 in de gevangenis worden vermoord, terwijl hij een straf uitzat voor andere delicten die deze roemruchte moordenaar op zijn geweten zou hebben.
Het DNA-materiaal van DeSalvo was afkomstig van drie tanden en een botdeeltje. Het mannelijk DNA op Mary Sullivan was afkomstig van haar stoffelijke resten en van een laken waarop ze, vermoord, had gelegen. Het DNA-materiaal werd naar twee forensische labs gestuurd (Bode Technology in Lorton, Virginia, en Orchid Cellmark in Dallas, Texas). De beide labs gebruiken geavanceerde technieken om profielen te maken van gedegradeerd DNA. Beide vonden hetzelfde DNA-profiel dat niet voorkwam in de CODIS-databank van de FBI. Het DNA-profiel van DeSalvo kwam in de analyse van Orchid Cellmark overeen met dat dat was gevonden op plaats delict. Volgens Donald Haynes, directeur van het misdaadlab van de Bostonse politie, is vergissing bijna niet mogelijk. “Je zou vier keer de aardpopulatie moeten bekijken om iemand met hetzelfde DNA-profiel te vinden en Albert DeSalvo had dat profiel.”
Een gelukkig toeval bij het oplossen van deze oude zaak was dat het Y-chromosoom van de DeSalvo’s een kenmerkende afwijking vertoonde (ook een neef in vaderlijk lijn was op slinkse wijze DNA afgenomen), waardoor het gevonden DNA 99,9% van de mannelijk bevolking uitsluit. Door dit gelukkige toeval kregen de onderzoekers toestemming de stoffelijke resten van DeSalvo op te graven voor DNA-onderzoek.
Bron: New Scientist