De Amerikaanse organisatie Innocence (onschuld) onderzocht meer dan 300 gevallen waarin een onschuldige was veroordeeld. Daarbij bleek in 70% van de gevallen ooggetuigenissen de doorslag te hebben gegeven of althans een belangrijke rol te hebben gespeeld bij het aanwijzen van de verkeerde als schuldige. Die verkeerde identificaties zijn hoogstwaarschijnlijk zelden boos opzet, maar ons geheugen is plooibaar en vooral de omstandigheden waarbij de getuigen de dader moeten aanwijzen laten ruimte voor, vaak onbewuste, manipulatie. Een simpele truc , laat de ooggetuige meteen inschatten hoe zeker hij is, zou die identificaties veel betrouwbaarder maken vonden onderzoekers rond John Wixted van de universiteit van Californië in San Diego. Dat is helemaal niet zo vanzelfsprekend. Vaak wordt pas bij de in de rechtszaal gevraagd hoe zeker ze zijn van hun getuigenis.
Je kunt ze wel uit politieseries (of misschien eigen ervaring), de rij met ‘verdachten’ waarbij de getuige de dader moet aanwijzen. Vaak ook moeten de ooggetuigen het met foto’s doen. De confrontaties en ‘fotosessies’ leveren nogal eens verkeerde ‘daders’ op. Volgens de onderzoekers moeten de getuigen na de eerste confrontatie (in het echt of aan de hand van foto’s) aangeven hoe zeker ze zijn. Die zelfinschatting op dat moment is veel betrouwbaarder dan een uitspraak op de rechtszitting, die vaak maanden, soms zelfs jaren later plaatsvindt. In die tussentijd kan een onzekerheid een zekerheid geworden zijn. “Het is bekend dat het geheugen plooibaar is, zodat een aanvankelijk onzekere identificering op het moment dat de getuige voor de rechters wordt gehoord een zekerheid geworden is”, schrijven de onderzoekers. Bovendien blijkt uit het onderzoek dat het gelijktijdig aanbieden van de foto’s beter is dan achter elkaar. Verder is het daarbij uiterst nuttig dat de persoon die de foto’s laat zien niet weet wie de daders zijn. Dit alles om (on)bewuste manipulatie van de getuige te voorkomen.
De onderzoekers wogen voor hun studie uitspraken van getuigen bij een roofoverval in Houston in 2013. In de studie moesten 717 (!) ooggetuigen de daders aanwijzen aan de hand van foto’s, die of allemaal tegelijk of een voor een werden overhandigd. Daarbij moesten ze aangeven hoe zeker ze waren van hun uitspraak. Het ging hier dus niet om een nagespeelde situatie in het lab.
Die zelfinschatting bleek later voor het gerecht betrouwbaar. Wixted: “Men zal moeten erkennen dat een identificering met een aanvankelijk geringe zekerheid ook onbetrouwbaar is. Aan de andere kant kan bij een neutrale presentatie een identificatie met grote zekerheid heel erg nuttig zijn. Daar zouden rechters en juryleden op moeten letten, anders wordt zowel de onschuldige verdachte als de gerechtigheid een slechte dienst bewezen.”
Bron: der Spiegel