Geen schoner vermaak dan leedvermaak. Aan de andere kant is het natuurlijk pijnlijk (weer) te moeten constateren dat een belangrijke pijler onder de wetenschap, namelijk het openbaar maken van onderzoeks-gegevens, zo wankel blijkt te zijn. Al eerder is gebleken dat diverse wetenschappelijk tijdschriften zonder al te veel problemen onzinartikelen opnamen. Nu kondigen uitgeverijen Springer en IEEE aan hun archieven van meer dan 120 onzinartikelen te schonen.
Een van de belangrijke (-ste?) pijlers onder het wetenschapsgebouw is de openbaarmaking van de onderzoeksgegevens en de discussie die daar uit kan voortvloeien. Nonsens helpt de wetenschap niet vooruit (wat dat dan ook moge betekenen). Toch bleek al in 2005 dat studenten met door een computerprogramma gegenereerde onzinartikelen (geschreven in het juiste onderzoeksabacadabra) op wetenschappelijke congressen welkom waren. Tientallen van die flauwekulartikelen zijn ook daadwerkelijk gepubliceerd in wat heet te zijn wetenschappelijke bladen. Het door veel bladen gehanteerde referentiesysteem haalt die onzin er kennelijk niet uit.
Het programma in kwestie SCigen (wetenschapsgenerering) is ontwikkeld door medewerkers van het befaamde MIT (VS). SCigen plakt allerlei stukken tekst aan elkaar, maakt grafieken en bedenkt bronnen. Daar komt een artikel uit dat er na vluchtige beschouwing indrukwekkend uit ziet, maar dat na lezing door een deskundige door de mand zou moeten vallen.
Andere informatici hebben zich beziggehouden met de opsporing van de kulartikelen. De Franse informaticus Cyril Labbé van de universiteit van Grenoble heeft niet alleen 16 onzinartikelen over informatica en techniek in Springeruitgaven gevonden, maar volgens Nature ook meer dan honderd flauwekulartikelen in uitgaven van het internationale instituut van elektrotechnische en elektronische ingenieurs (IEEE). Die waren gepubliceerd tussen 2008 en 2013. In enkele gevallen is het voorwoord van de artikelen met de hand verbeterd om authentieker over te komen, aldus de Franse informaticus. Labbé heeft zelf het vrij verkrijgbare SCIgen gebruikt om 102 artikelen van verzonnen wetenschappers te maken en heeft die in de wetenschappelijke databank van Google geplaatst. De door hem bedachte Ike Antkare stond daar een tijdje op plaats 21 van de meeste geciteerde auteurs. Albert Einstein stond toen slechts op de 36ste plaats.
Bron: Der Spiegel