Zelfs de microscopisch kleine levende wereld helpt mee het aardklimaat op te poken. Tenminste, als het klopt wat Mette Svenning met haar medeonderzoekers van de Noorse universiteit in Tromsø hebben ontdekt. De stijgende temperatuur in het voormalige arctische en subarctische gebied wekt een forse populatie aan micro-organismen tot leven en die beestjes produceren, onder meer, methaan, een veel sterker (maar ook veel korter ‘levend’) broeikasgas dan kooldioxide. Dat is een even grote bedreiging van het aardklimaat als de totale ontbossing van de wereld, denken de Noorse onderzoekers.
‘Normale’ micro-organismen houden er mee op als de temperatuur onder de 4°C daalt, maar de arctische varianten produceren bij die temperatuur een kwart van het methaan dat ze zouden produceren bij 27°C. Dergelijke temperaturen, die 4°C, worden steeds normaler in het hoge noorden. Omdat de poolbodems twee keer zoveel koolstof bevatten als de hele atmosfeer, achten de onderzoekers het dooien van de permafrost, de voorheen (?) permanent bevroren bodem, voor de ontwikkeling van het aardklimaat even gevaarlijk als de totale ontbossing van deze wereld. Vorige week werd er al een artikel gepubliceerd over de invloed van fytoplankton op het aardklimaat, wanneer het poolijs smelt. Dat komt doordat deze micro-organismen meer warmte absorberen dan sneeuw en ijs, 20% meer dan de klimaatmodellen voorspellen, is de veronderstelling. Daardoor zou er meer zeeijs verdwijnen en er meer ijsvrije dagen op de pool zijn dan tot nu toe aangenomen wordt. Kortom de micro-organismen poken het aardklimaat aardig op. Jørgen Hollesen van de universiteit van Kopenhagen vindt dan ook dat er veel te weinig bekend is van de biologische effecten op het aardklimaat. Modellen die geen rekening houden met die biologische effecten zouden de veranderingen van het klimaat wel eens ernstig kunnen onderschatten, denkt de Deen.
Bron: New Scientist