Fairphone, Dell en HP zouden volgens een rapport van GreenPeace en iFixit (pdf-bestand) de enige bedrijven in de it-branche zijn die reserveonderdelen en reparatiehandleidingen voor publiek gebruik maken. Apple, Samsung en Microsoft daarentegen zouden producten afleveren die slecht te repareren of op te waarderen zijn.
Greenpeace Oost-Azië onderzocht samen met iFixit de veertig populairste telefoons en computers tussen 2015 en 2017 op repareerbaarheid. De uitkomst is gebaseerd op de repareerbaarheidsschaal van iFixit, waarbij, onder meer, de reparatietijd, de opwaardeerbaarheid en modulariteit en de beschikbaarheid van reserveonderdelen en reparatiehandleidingen worden bekeken.
“Van alle modellen die we hebben beoordeeld waren er een paar goed, hetgeen aantoont dat ontwerpen op repareerbaarheid mogelijk is”, zegt Gary Cook van Greenpeace Amerika. “Daar tegenover staat dat een toenemend aantal producten van Apple, Samsung en Microsoft zo wordt ontworpen dat ze moeilijk door gebruikers zijn te repareren. Dat bekort de levensduur van de producten en leidt tot meer elektronisch afval.”
Het is volgens Cook technisch goed haalbaar om elektronische producten repareerbaar te maken. Bedrijven zouden dat een prioriteit moeten maken, vindt hij. “Bedrijven zouden moeten navolgen wat Dell, Fairphone en HP doen.”
Lijmen
Voor een deel heeft de ontwikkeling te maken met de toenemende complexiteit van it-producten, maar ook met keuzes die bedrijven maken. Zo gebruiken Samsung, Apple en LG steeds vaker technieken als solderen en lijmen bij de productie van hun telefoons en/of computers. Dat maakt die producten lastiger te repareren.
Ook blijkt dat bij bijna 70% van de onderzochte it-producten de batterijen niet of lastig te vervangen zijn als gevolg van ontwerpeisen of het gebruik van lijm. Voorbeelden daarvan zijn Samsung Galaxy S8 en de Retina MacBook, waarbij de batterijen stevig verankerd zijn. Het drama van Samsung met zijn Note 7-telefoon had volgens Greenpeace makkelijk voorkomen kunnen worden als ze de batterij simpelweg verwijderbaar hadden gemaakt. Overigens behoorde dat toestel niet tot de veertig onderzochte producten.
Het lijkt er op of fabrikanten willen voorkomen dat hun producten worden gerepareerd, in ieder geval door gebruikers. Daar zit natuurlijk een simpele kapitalistische logica achter: niet te repareren toestellen worden meestal vervangen door nieuwe. Steeds vaker is er afwijkend gereedschap nodig voor de reparatie. Steeds vaker hebben schroefjes gekke schroevendraaiertjes nodig om los- of vastgedraaid te worden. Dat schijnt bij de iPhones van Apple zo te zijn, maar ook bij de Rgm van Oppo of de P9 van Huawei.
Ook reparatiehandleidingen of reserveonderdelen zijn vaak moeilijk of niet verkrijgbaar. Van de zeventien beoordeelde merken sprong alleen het genoemde drietal er uit.
Afval
“Elektronische producten vergen veel energie, menskracht en grondstoffen om ze te maken”, zegt Kyle Wiens van iFixit. “Toch produceren fabrikanten daar jaarlijks miljarden meer van, terwijl gebruikers die na een paar jaar weggooien. Elektronisch afval is een van de snelst groeiende afvalstromen. We zouden de elektronica een duurzamere plaats in ons leven moeten geven.”
Greenpeace maant de it-sector meer aandacht te schenken aan de repareerbaarheid en opwaardeerbaarheid van hun producten. Ook zouden die bedrijven meer ondersteuning moeten verlenen, onder meer, door het tenminste zeven jaar lang beschikbaar stellen van reserveonderdelen, vooral schermpjes en andere kwetsbare componenten. Dan zou het ook nog handig zijn als niet ieder bedrijf zijn eigen wielen uitvindt, maar meer gebruik maakt van normen en wetten om reparatie te bevorderen.
Dat is nobel en nastrevenswaard, denk ik dan, maar welke baat hebben de Apples en Samsungs daarbij? Het lijkt me eenvoudiger wetten te maken die duurzaamheidseisen stellen aan producten, niet alleen elektronische.
Bron: Le Monde, Greenpeace