Bidsprink-hanenvrouwtjes gaan nogal ruw met hun mannetjes om. Of ruw, moorddadig is een beter woord. Ze vreten ze op als ze de kans krijgen en niet in overdrachtelijke zin. Er zijn overigens uitzonderingen, waarbij de mannetjes niets van hun vaak veel grotere minnaressen hebben te vrezen. Dat doet een Afrikaanse bidsprinkhaanvrouwtje dat naar Nieuw-Zeeland is geëmigreerd weer wel, de mannetjes opeten. Dan gaat het niet eens om de eigen soort, maar om de inlandse bidsprinkhaan. Die paart met de vreemde dame en wordt als dank opgevroten, zonder dat de paring voor nageslacht zorgt, zo hebben Nieuw-Zeelandse wetenschappers uitgevogeld. Ook dat nog.
De vraatzucht van de Afrikaanse dames is een bedreiging voor het voortbestaan van de inheemse soort, stellen de onderzoekers. Het eerste exemplaar van de Afrikaanse bidsprinkhaan (wat nauwkeuriger en wetenschappelijker: de Miomantis caffra of springbokmantis, inderdaad afkomstig uit Zuid-Afrika) werd in 1978 in Nieuw-Zeeland ontdekt. Sindsdien gaat het steeds slechter met de eigen Orthodera novaezealandiae. De inheemse mannetjes worden gelokt door de verleidelijke geuren van de Zuid-Afrikaanse dames. Zo’n 70% van de parende mannetjes wordt al tijdens de paring opgegeten. Dat zijn die mannetjes van de eigen vrouwtjes niet gewend.
Bron: Der Spiegel.