Het verboden middel epo (erytropoëtine) is waarschijnlijk lang niet zo prestatiebevorderend als in de wielerwereld wordt aangenomen. Dat zou blijken uit onderzoek van het Leidse universitair medisch centrum.
Het hormoon erytropoëtine zouden ten onrechte wonderbare eigenschappen zijn toegedicht. De onderzoekers in Leiden hebben het middel op drie manieren getest. In een eerste groep moesten 48 goede wieleramateurs tot het gaatje gaan, waarvan de helft epo had gekregen en de andere helft een nepmiddel. Ze deden hun proef op een fietsmodel, waarbij elke vijf minuten de rolweerstand werd verhoogd.
Daarna volgde, alles nog steeds op de hometrainer, een duurtest, waarbij minimaal 45 minuten moest worden gefietst. De derde proef ging om een echte tijdrit bergop: de roemruchte Mont Ventoux.
De onderzoekers zagen alleen in de eerste test enig profijt van epo. Volgens onderzoeker Jules Heuberger is dat echter een kunstmatige situatie: “In de Tour moet je je energie doseren.” In de klimtijdrit reden de ‘neppers’, die kregen een zoutoplossing toegediend, zelfs gemiddeld 17 s sneller dan de gedrogeerde proefpersonen. Waarom geloofden renners dan heilig in de wondere krachten van epo? De onderzoekers denken dat bijgeloof daarbij een hoofdrol speelt.
Kritiek
Er is wel enige kritiek op de proeven van de Leidenaren. De onderzoekers ‘bedienden’ zich van goede amateurs, maar niet van topsporters. Dat zou een verschil kunnen opleveren. In het moderne wielrennen gaat het om de effecten achter de komma en dan zou een kleine hulp wel eens doorslaggevend kunnen zijn.
De Belgische wetenschapper Peter van Eenoo, een internationaal dopingexpert, zegt: “Of epo effect heeft? Ja, maar je moet dat effect niet overdrijven. Omstandigheden als regenachtig weer of vermoeidheid kunnen je sportprestaties belemmeren. Epo trekt dat dan echt niet recht.”
Een andere punt van kritiek is dat een paar proefjes nog niet zoveel zeggen. De Ronde van Frankrijk duurt drie weken en hoe zit het trouwens met de dosering? De hematocrietwaarde (de volumefractie rode bloedlichaampjes in het bloed) nam bij de deelnemers toe van gemiddeld 43% naar 50%. Dat schijnt een forse stijging te zijn, zonder dat je daarmee sneller de Mont Ventoux op rijdt. Trager zelfs.
De Deense renner Bjarne Riis zou zoveel epo hebben gebruikt dat zijn bloed dikvloeibaar moet zijn geweest. Hij reed zijn concurrentie toen wel van de sokken.
Als epo niet zou werken is het wel opmerkelijk dat sedert de ‘gouden’ epo-jaren renners een stuk minder snel tegen bergen omhoog rijden, maar of dat ligt aan het al of niet gebruiken van epo valt natuurlijk nu nog lastig vast te stellen.
Bron: de Volkskrant