Er wordt een hoop onderzoek gedaan naar het verbeteren van lithiumbatterijen. Dat onderzoek gaat vooral de richting op van het verbeteren van de elektroden van de li-batterijen door die, plat gezegd, poreus te maken. De favoriete elektrode (anode) is van silicium, maar de elektroden in een lithiumbatterijen dijen uit en krimpen in naar gelang het lithium die elektrode verlaat of opzoekt bij de laad/ontlaadcycli. Dat beperkt de levensduur van de batterijen en is ook nog eens onvoordelig voor de capaciteit van de lithium-batterijen. Een anode van lithium zou helemaal top zijn, maar dat is in de praktijk nogal lastig. Het lijkt er op dat onderzoekers van de Stanford-universiteit dat voor elkaar hebben gekregen. Daarmee zou de capaciteit van lithiumbatterijen minstens verdrievoudigen. Na 150 laad/ontlaadcycli heeft die batterij nog 99% over van zijn oorspronkelijke capaciteit. Nog niet helemaal de 99,9% die die zou moeten hebben.
Het is geen nieuw idee, uiteraard, om de anode van een lithiumbatterij van lithium te maken. De capaciteit is, in theorie, 10 keer hoger dan met een grafietelektrode. Probleem is dat lithium een beetje lastig materiaal is, vandaar dat er elektrodemateriaal gebruikt wordt waarin het zeer onedele metaal wordt opgenomen (en ook weer uit verdwijnt). Een van de grootste nadelen van een lithiumelektrode is dat die de neiging heeft te ontploffen als die met het elektrolyt in aanraking komt. Als je iets zou kunnen bedenken dat dat risico wegneemt, dan ben je spekkoper. Die factor tien keer hogere capaciteit zal je niet helemaal halen, maar drie of vier moet toch mogelijk zijn.