Van 210 proefpersonen die antilichamen hadden tegen de omicronvariant van het coronavirus, wist ruim de helft niet dat ze besmet waren met het virus. Ze hadden er in elk geval weinig tot niks van gemerkt. De onderzoekers wijzen op het nut van zelftests om de pandemie in de greep te houden.
Dat zou wel een de oorzaak kunnen zijn dat het maar niet op lijkt te houden met de coronapandemie, stelt Susan Cheng van het Cedars-Sinaiziekenhuis in Californië. Zij en haar collega’s namen bloedmonsters van bijna 2500 proefpersonen die werkten in of waren geregistreerd bij een ziekenhuis in Los Angeles. Van die vrijwilligers werden ten minste twee bloedmonsters genomen: een voor 15 december 2021 kort voordat het coronavirus daar weer hard toesloeg, vooral de amicronvariant. Vervolgens werd er ook ten minste een monster genomen tussen 15 december en 4 mei 2022, toen ook andere coronavarianten opdoken als BA.4 en BA.5.
210 mensen raakten besmet tussen de eerste monsterafname en de tweede en eventuele volgende. Om er zeker van te zijn dat de antilichamen niet afkomstig waren van de coronaprikken, keken de onderzoeksters naar de IgN-spiegels van de proefpersonen. Dat zijn antilichamen die ontstaan door natuurlijke besmetting, die laag blijft na een of meer coronaprikken.
56% van de besmette proefpersonen had niet in de gaten gehad dat ze besmet waren, alhoewel 10% van die ‘onbewusten’ wel lichte klachten hadden gehad die ze aan andere oorzaken toeschreven zoals verkoudheid. Cheng wijst op de noodzaak van het brede gebruik van zelftests om de verspreiding in de greep te houden. Asymptomatische coronabesmettingen zorgen ook voor verdere verspreiding van dat virus. “Het zou interessant zijn om te zien of dergelijke resultaten ook elders worden gevonden, bij voorkeur bij grotere aantallen”, zegt ze.
Bron: New Scientist