Ik weet niet of je ooit een aapje hebt gezien met elektroden in zijn hersenpan die vastgekluisterd is aan een soort ijzeren stoel. Het vreet je hart op en je maakt de bijbehorende onderzoeker uit voor dierenbeul (bij ratten is dat al weer een stuk minder). Nu hebben dierenbeulen van de Amerikaanse Wake Forrest-universiteit onder aanvoering van Sam Deadwyler met elektrodes in de hersenen (de hippocampus om wat nauwkeuriger te zijn) van resusaapjes het leervermogen van de beestjes gestimuleerd. Daar zullen die aapjes natuurlijk heel blij mee zijn. Het onderzoek is betaald daar de Amerikaanse legerorganisatie DARPA.
De resusaapjes moesten leren onthouden waar een bepaalde vorm of een bepaald poppetje op het scherm thuis hoorde en moest dat dan met vertraging (zie grafiek) uit een ‘doos’ pakken. Dat is lastig voor resusaapjes en waarschijnlijk ook voor veel mensen. Als ze het goed deden kregen de aapjes een of ander lekker (bananen?)sapje. Daar wilden ze wel hun best voor doen, maar toch maakten ze veel fouten (=nop sap).
Met elektroden in hun hippocampus kon daarvan de activiteit worden gemeten, maar die elektroden werden ook gebruikt om de hippocampus te stimuleren. Met behulp van een wiskundig model gebruikt in de draadloze communicatie (MIMO) werd eerst bepaald hoe de hippocampusactiviteit er uit ziet als het aapje het goed doet en ook wanneer het faalt.
Daarna gingen ze, willekeurig, de hippocampusactiviteit beïnvloeden met een ‘slaagpatroon’ als het aapje de mist in dreigde te gaan. Door die MIMO-stimulatie ging het slaagpercentage aanzienlijk omhoog (rode lijn in de grafiek), terwijl een willekeurige ‘stimulatie’ (groen) geen effect had. Dat betekent dat de informatieverwerking in de hippocampus goed bestand is tegen allerlei onbruikbare ruis. Twee jaar eerder hadden de onderzoekers een soortgelijk resultaat kunnen optekenen bij de minder aaibare ratten. De vraag komt toch bij me op: wat moeten die Amerikaanse militairen met deze informatie?
Bron: Le Monde