Miljoenen worden er betaald voor de prachtige klank die de violen van de oude meesters zouden voortbrengen, maar het blijkt allemaal flauwekul te zijn. Beroepsviolisten waren niet in staat zes oude ‘meester’violen in een blinde test te onderscheiden van zes nieuw gebouwde violen.
Vooral de meesterbouwer Antonio Stradivari/Stradivarius staat hoog aangeschreven. Zijn instrumenten werden en worden beschouwd als het summum van wat er ooit op vioolgebied is gemaakt. De ‘onovertroffen’ klank van de 17de en 18de eeuwse violen zou iets te maken hebben met de houtbehandelingstechnieken die er destijds, vooral, in Italië gepraktizeerd werden (en kennelijk later vergeten zijn). Claudia Fritz en enkele collega’s van het Jean Le Rond d’Alembert-instituut in Parijs wilden wel eens weten of die verhalen enige grond van waarheid hebben. Opmerkelijk, ik kan me nauwelijks voorstellen dat dat nooit eerder gedaan is, maar goed, laat ik de pret niet bederven.
De onderzoekers lieten tien violisten, uitgerust met lasbrillen en in schemerlicht, zes oude en zes nieuwe violen bespelen in een repeteerruimte en in een zaal met 300 stoelen. De nieuwe instrumenten waren antiek ‘vermomd’. Iedere violist kreeg een uur en een kwartier de tijd. Gevraagd een vervanger voor hun eigen viool te kiezen voor een denkbeeldige toer, kozen zes van de tien een nieuw instrument. De musici scoorden bij het onderscheiden van de oude of nieuwe violen niet beter dan een compleet dove. De nieuwe violen werden, over het geheel genomen, zelfs als ‘bespeelbaarder’ aangemerkt. “De violisten konden oud niet van nieuw onderscheiden”, zegt de Amerikaanse vioolbouwer Joseph Curtin. “Dat betekent dat naar welke klankkwaliteit topviolisten ook mogen zoeken, die niets te maken heeft met leeftijd of land van oorsprong.”
Is nu voor eens en voor goed vastgesteld dat de klankkleur van de oude meesterviolen stevig wordt bijgekleurd door snobisme? Niet, natuurlijk. Joseph Nagyvary een emeritus-hoogleraar van de Texaanse A & M-universiteit, die de scheikunde van violen bestudeerd, is niet overtuigd. Spelers moeten weken met hun instrument kunnen omgaan om een goed oordeel te kunnen geven, vindt hij, en ook Stradivariussen, er zouden er nog zo’n 600 zijn, variëren nogal in toon. Zelf maakt hij replica’s van de violen van Stradivarius en Guarneri(us).
Giora Schmidt, een van de betrokken violisten, lijkt het niet met Nagyvary eens te zijn. “Je kunt natuurlijk zeggen dat voor de oude instrumenten de mindere gekozen zijn en voor de nieuwe de allerbeste, maar ik denk dat deze elementen altijd spelen als violisten een winkel binnenstappen.” Fritz stelt dat sommige aan het onderzoek deelnemende violisten gefrustreerd waren dat ze de violen aan het eind van het onderzoek niet te zien kregen en dat ze verrast waren dat ze voor nieuwe instrumenten hadden gekozen als hun favorieten.
Bron: New Scientist