Twee Amerikaanse onderzoekers, Nicholas Christakis van Yale en James Fowler van de universiteit van Californië in San Diego, hebben op basis van analyse van de genetische gegevens van de zogeheten Framingham-hartstudie geconcludeerd dat vrienden elkaar genetisch naër zijn dan vreemden. De genetische gelijkenis lijkt op een familierelatie in de vierde graad (achterachterneef of -nicht), zo laat het tweetal weten. De BBC noemt het duo ‘controversieel’.
Het tweetal bekeek de genomen van 2000 proefpersonen uit de hartstudie en vergeleek 500 000 DNA-letters (nucleotiden). Ze kwamen tot de ontdekking dat vrienden 0,1% meer DNA gemeen hadden dan vreemden. De studie in Framingham, een kleine Amerikaanse stad in Massachusetts, was daarom zo nuttig omdat bij dat onderzoek niet alleen genetisch materiaal werd verzameld, maar ook gevraagd werd naar vriendschappen. Fowler: “We hebben het niet over speciale genen, maar we hebben het over genetische gelijkenis door het hele genoom heen.”
Er is nogal wat kritiek op het onderzoek van het tweetal. Rassenovereenkomsten zouden al die genetische overeenkomsten tussen vrienden kunnen verklaren. Dit soort studies zouden alleen uitgevoerd kunnen worden bij databestanden van proefpersonen waartussen geen familieverbanden bestaan. Bovendien zeggen die overeenkomsten weinig over de eigenschappen of het gedrag van mensen, zo luidt de kritiek. Om die kritiek te pareren onderzochten de twee 907 proefpersonen uit de hartstudie die geen familie van elkaar waren. Het ging daarbij om vriendenparen, waarvan het genoom op 1,5 miljoen plaatsen werd vergeleken. Ze hielden hun conclusies overeind: vrienden lijken genetisch (iets) meer op elkaar dan vreemden.
Bron: BBC