De ongelijkheid in de wereld tussen rijk en arm groeit, ook in het zichzelf als sociaal ziende Europa. Onderzoekers in Amerika hebben bekeken hoe die (groeiende) ongelijkheid uitwerkt op de onderlinge solidariteit en welk effect die heeft op de economie. Ze kwamen tot de opmerkelijke conclusie dat niet de ongelijkheid op zich bepalend is, maar veel meer de zichtbaarheid. Als rijkdom zichtbaar wordt, dan zou de kloof tussen rijk en arm vergroten en zou de gezamenlijke welstand van de maatschappij afnemen.
In een ideale maatschappij/gemeenschap heeft iedereen alles wat hij/zij nodig heeft, maar ideale maatschappijen/gemeenschappen bestaan er niet. Je vraagt je af hoe die onderzoekers daar tot hun opmerkelijke conclusie zijn. Hebben ze in de wereld rondgekeken en geconstateerd dat in landen met opzichtig geëtaleerde rijkdom de onderlinge soldidariteit verwatert en de economie in zijn geheel minder gaat draait? Nee. Socioloog Akihiro Nishi en zijn medeonderzoekers van de Yale-universiteit hebben zich bediend van spelexperimenten met in het totaal 1762 deelnemers. Het is maar dat je het weet.
De proefpersonen werden in groepen ingedeeld van zo’n 17 man. Die werden geconfronteerd met een speciaal ontwikkeld sociaal netwerk. Daarin waren de deelnemers in den beginne met vijf ‘vrienden’ verbonden. Bij elke spelronde kon de deelnemer afzien van een beloning van 50 eenheden, waardoor alle deelnemers 100 eenheden kregen. Hij/zij kon ook zijn eigen geld nemen. Na elke beslissing zag ieder deelnemer wat de anderen in de groep hadden gedaan en kon dan tot drie vrienden lozen of erbij nemen. Dat spel werd in vier varianten gespeeld: met dezelfde uitgangspositie voor allen of al vanaf het begin ongelijkheid en dat dan voor iedereen of voor niemand zichtbaar.
De gelijkheid of ongelijkheid had een tamelijk gering effect op de samenwerking, de vriendschappen of de welstand van de hele groep. Bepalend was of de medespelers de rijkdom van anderen konden zien. Dat had een desastreuze uitwerking op de labgemeenschappen. De bereidheid samen te werken verminderde, de onderlinge verbanden namen af, terwijl er meer vriendschappen werden beëindigd dan gestart. Ook de gezamenlijke rijkdom daalde. De schuld daarvan lag vooral bij de ‘rijken’. Die besloten vaker niet mee te doen dan samen te werken. Als reactie daarop sloten de ‘armen’ zich aaneen, waardoor de kloof groeide. Daaruit concluderen de onderzoekers dat de zichtbaarheid van de rijkdom en de sociale verschillen een belangrijke sociale kracht is, die negatief uitpakt voor zowel de welstand als de gelijkheid, maar ook op de sociale structuur en de samenwerking. Als dat vertaald wordt naar de echte wereld (mag dat?, vraag ik me dan af) dan zou dat kunnen betekenen dat de zichtbaarheid van welstand slecht uitpakt voor een samenleving.
Ja, zo zou het kunnen zijn. Het lijkt me dienstig dat nu toch eens in het echte leven na te gaan. Dan krijg je natuurlijk beetje een probleem zoals: Wanneer wordt rijkdom opzichtig? Hoe beoordeel ik de bereidheid tot samenwerken? En dat moet ik dan in verband zien te brengen met de sociale structuur en het welvaren van de economie. Ga d’r maar aan staan.
Bron: bdw