In 1836 zei de Duitse bioloog Friedrich Tiedemann dat er een relatie moest zijn tussen de grootte van de hersens en de intellectuele vermogens en functies van de geest. Nu hebben onderzoekers van, onder meer, de universiteit van Wenen uitgemaakt dat er weinig direct verband is. Er is hooguit een zwak verband dat niet bepaald wordt door geslacht of leeftijd.
“Het hersenvolume speelt maar een geringe rol bij de verklaring van de uitslagen van intelligentietests. Er is een zeker verband. De hersenstructuur en samenstelling lijkt belangrijker te zijn als biologische basis van het iq”, zegt Jakob Pietschnig van de universiteit van Wenen. Het belang van de structuur wordt al duidelijk als de hersens van verschillende diersoorten worden vergeleken. De potvis heeft in absolute termen het grootste zenuwstelsel. Gerekend naar gewicht is de spitsmuis top. Je kunt dat op een aantal manieren doen, maar de mens staat nooit bovenaan, vreemd genoeg. De structuur blijkt bepalend voor het hersenvermogen. Het ligt ook niet voor de hand dat de grootte van de hersens bepalend is. Vrouwen hebben kleinere hersens dan mannen (ook naar gewicht? as), maar er is geen merkbaar verschil in iq. Mensen met megaencefalitis (vergrote hersens) hebben een gemiddeld lagere iq.

bron: EurekAlert