Volgens onderzoekers van, onder meer, de universiteit van Cambridge zouden variaties in het voorkomen van bepaalde eiwitten in hersencellen een maat kunnen zijn voor de kwetsbaarheid voor de ziekte van Alzheimer. Met het vaststellen van zo’n ‘eiwitpatroon’ zou ook het risico van een individu kunnen worden voorspeld op het krijgen van die ziekte.
De onderzoekers denken dat ze een mogelijke verklaring hebben hoe zich de ziekte in de hersens verspreid. Dan gaat het er vooral om een verklaring waarom sommige hersenweefsels kwetsbaarder zijn voor Alzheimer dan andere. Hun verklaring dat die kwetsbaarheid een relatie heeft met de variaties in eiwitconcentraties. Dan zou het gaan om eiwitten die het samenklonteren van eiwitten in en buiten de hersencellen tegengaan. Die variaties die de hersencellen kwetsbaar maken zouden al vele jaren bestaan voordat de ziekte ontstaat.
“Onze resultaten geven aan dat in gezonde hersens een bepaald patroon van eiwitconcentraties voorspelt hoe de ziekte zich door de hersens zal verspreiden, als ze die ziekte krijgen”, zegt onderzoekster Rosie Freer van de universiteit van Cambridge. Aan de hand van dat patroon van bepaalde eiwitten in de hersencellen zou ook voorspeld kunnen worden of iemand ‘vatbaar’ is voor de ziekte van Alzheimer.
Dementiedeskundige Charbel Moussa van de universiteit van Georgetown (VS) ziet wel wat in de bevindingen van de onderzoekers. “Het is waarschijnlijk waar dat bij ziektes als die van Alzheimer of Parkinson er tekortkomingen zijn bij bepaalde systemen zoals dat van het opruimen van foute eiwitten in hersencellen.” Hij denkt wel dat het lastig zal zijn op basis van die eiwitpatronen de ‘vatbaarheid’ voor die ziekte te voorspellen.
Andere deskundigen zijn minder overtuigd. “Dit kan een verklaring zijn waarom sommige cellen wel en sommige niet door de ziekte afsterven, maar het is ongetwijfeld een complex probleem en slechts een deel van het antwoord”, zegt John Hardy van het University College in Londen. “De onderzoekers hebben slechts naar enkele hersendelen gekeken en maar een paar celtypes. Het suggereert dat er bepaalde oorzaak is voor de gevoeligheid van cellen maar het is geen bewijs.”
BoodschapperRNA
De onderzoekers richtten hun blik boodschapperRNA-moleculen, de kopieën van een stuk DNA die de ‘mal’ vormen voor eiwitten. Op die manier bepaalden ze de eiwitconcentraties in cellen. Delen van de hersens die een hoge concentratie ‘klontergevoelige’ eiwitten bevatten zouden over het algemeen delen zijn waar die ziekte zich het eerst openbaart.
De onderzoekers vonden ook een verband tussen de gevoeligheid voor de ziekte van delen van de hersens en de concentratie van eiwitten die effect hebben op de klontering van bepaalde eiwitten. Het concentratiepatroon van de ‘anti-klontereiwitten’ zou overeenkomen met (on)gevoeligheid voor de ziekte.
Volgens de onderzoekers betekent dat de vatbaarheid voor de ziekte uit de concentraties van die klonteringgevoelige en antiklontereiwitten deels zou zijn af te lezen. “Bij mensen waar de onbalans groter is het risico om Alzheimer te krijgen ook groter”, zegt medeonderzoeker Michele Vendruscolo. Hij stelt wel dat een en ander nog wel door ander onderzoek bevestigd zal moeten worden.
Bron: the Guardian