Het is wetenschappelijk bewezen dat dit of dat. We lezen het vaak, maar klopt dat ook? Uit wetenschappelijke experimenten komen vaak positieve en negatieve resultaten, dat wil zeggen: resultaten die de onderzochte hypothese al of niet steunen. Wetenschappelijke tijdschriften geven er de voorkeur aan om positieve resultaten te publiceren. Onderzoekers van het Deense Niels Bohr-instituut laten zien dat die houding kan leiden tot verkeerde conclusies die op den duur worden beschouwd als harde feiten.
Wetenschap is een moeizaam proces waarin wetenschappers waarnemen, experimenteren en theorieën ontwikkelen om een idee te krijgen hoe de wereld om ons heen in elkaar steekt. Die speurtocht begint normaal gesproken met een veronderstelling. Vervolgens worden er proeven gedaan om te zien of die veronderstelling klopt. Zo’n veronderstelling zou kunnen zijn dat er in een cel een bepaald eiwit is dat een RNA-molecuul in stukjes knipt. Die stukjes RNA hechten zich aan andere RNA-moleculen. Dat kan ernstige gevolgen hebben voor de cel en leiden tot ziekte.
Onderzoekers kunnen dan in hun experimenten het gedachte proces stap voor stap proberen te volgen om te kijken of hun veronderstelling klopt. Het resultaat van hun onderzoek verschijnt dat in een wetenschappelijke tijdschrift.
Zo klinkt dat simpel, maar de uitkomsten van de proeven zijn zelden onweerlegbaar duidelijk. Soms komt er uit een proef dat de hypothese misschien waar is, terwijl andere aanduiden dat die niet klopt.
Positief is ‘beter’
Uit eerder onderzoek werd duidelijk dat onderzoek dat positieve resultaten oplevert veel vaker gepubliceerd wordt dan werk dat negatieve resultaten oplevert. Zo werd van de 74 onderzoeken naar een bepaald antidepressivum 37 van de 38 onderzoeken met een positief resultaat gepubliceerd, terwijl van de 24 onderzoeken met een negatief resultaat er maar drie werden gepubliceerd. Daarbij kwam dat acht onderzoeken die negatief uitpakten na wat ‘reconstructiewerkzaamheden’ werden omgebouwd tot positief. Negatieve resultaten worden tien keer minder gepubliceerd dan positieve.
“Om het effect daarvan te kunnen bestuderen hebben we op basis van computerberekeningen en gepubliceerde artikelen over hypothese een model gemaakt hoe een hypothese als waar of onwaar kan worden opgevat na een reeks proeven”, zegt biofysicus Silas Boye Nissen van het Niels Bohr -instituut van de universiteit van Kopenhagen. De waarschijnlijkheid dat een veronderstelling juist of onjuist is beweegt zich op en neer als op een ladder, naarmate meer experimenten ter toetsing van die hypothese worden gepubliceerd.
Nissen: “Ons model laat zien dat als er niet genoeg negatieve resultaten worden gepubliceerd dat dan foute hypotheses worden gezien als feiten. Als je het aantal negatieve resultaten opvoert dat wordt gepubliceerd, dat hoeft maar 20 of 30% te zijn, het makkelijker wordt om feiten van fictie te scheiden.” Volgens de onderzoekers bevordert de voorkeur van wetenschappelijke bladen voor positieve resultaten het idee dat een hypothese ‘waarder’ wordt naarmate er meer positieve publicaties volgen, met als uitkomst dat die foute hypothese een feit wordt. Als iets als feit wordt beschouwd wordt de neiging die hypothese nog eens te toetsen vrij gering.
Die tijdschriften zouden vaker onderzoeken met negatieve uitkomsten moeten publiceren om te voorkomen dat onzin een wetenschappelijk ‘bewezen feit’ wordt, vinden de onderzoekers. Nissen: “Toch blijft wetenschap de beste manier om de wereld om ons heen te begrijpen en goed bestudeerde onderwerpen als de klimaatontwikkeling en de veiligheid van vaccins liggen ver buiten het bereik van ons model.” Tuurlijk, maar dat lijkt een beetje gedwarsboomd te worden door redacties van wetenschappelijke tijdschriften.
Bron: EurekAlert