Applaus heeft meer te maken met het gehoorde dan het getoonde of ten gehore gebrachte, zo heeft Brits/Zweeds onderzoek aannemelijk gemaakt. Applaus heeft iets van een epidemie: je raakt er door aangestoken. De Zweedse wiskundige Richard Mann van de universiteit van Uppsala filmde studenten bij voorstellingen van medestudenten. Uit bestudering van de beelden bleek dat mensen gaan klappen als anderen dat ook doen: hoe meer hoe groter de ‘klapdwang’ is. AIs de helft van het gehoor klapt, dan is de neiging van de niet-klappers om ook te beginnen tien zo groot dan als maar 5% van de aanwezigen klapt. Het applaus houdt op als er veel mensen ophouden met applaudisseren. Al dat geklap heeft niks met de kwaliteit van de voorstelling te maken, zo bleek uit het onderzoek. De duur van een applaus voor een slechte voorstelling kon even lang duren als voor een goede. Hoe Mann c.s. de kwaliteit van het gebodene hebben bepaald, weet ik niet. Volgens de onderzoekers zou er, anders dan bij het uitjouwen, geen minimum aantal zijn dat een applaus kan uithalen. Dat waag ik te betwijfelen.
Bron: Science