Een mens is niet geschikt om langdurig in te ruimte te vertoeven. Hij/zij bestaat voor een groot deel uit water en als de zwaartekracht wegvalt, dan stijgt het naar zijn/haar hoofd. Je kop zwelt op, de druk op je borst neemt toe en weefsel in je benen sterft af. Ook je bot houdt het voor gezien, want niet langer nodig: zo’n 1 tot 2% per maand. Daar is met oefeningen wel wat aan te doen. Ook zou je door het ruimteschip te laten draaien een kunstmatige zwaartekracht kunnen creëren, maar dat geeft weer andere problemen. In 2009 ontdekte ruimtevaarder Michael Barratt, arts van opleiding, dat hij in de ruimte verziend werd. Een verblijf in de ruimte had, zo bleek, ook effect op de vorm van de oogbol. Dan hebben we het nog niet eens over de straling gehad, waaraan ruimtevaarders bloot staan tijdens hun reis of over de psychische problemen die een maandenlange of zelfs jarenlange reis met zich mee zouden brengen. Vier van de zes kosmonauten die, bij wijze van oefening, 17 maanden in een nepruimtevaartuig werden opgesloten ontwikkelden stoornissen. In het algemeen werden de zes gaandeweg de ‘reis’ steeds luier en zonder twijfel zal ook de onderlinge wrijving gegroeid zijn, met alles wat daarbij komt kijken.
Toch heeft dat vooruitzicht als ook het feit dat geen terugkeer meer mogelijk is, duizenden mensen er niet van weerhouden zich voor de eerste Marsreis met Mars One op te geven. Is de mens een groter soort lemming of is door die ondernemingszin de mensheid gekomen waar die nu is (wat overiegsn ook niet onverdeeld positief is)?
Bron: New York Times