Er wordt veel beloofd als het over de kwantumcomputer gaat. Die wordt vaak als razendsnelle alleskunner gepresenteerd , maar is dat niet. Bovendien moet nog maar eens duidelijk worden hoe zo’n rekentuig in de gewonemensenwereld functioneren kan, want de kwantumwereld heeft kuren waar wij, aardlingen, niet goed mee kunnen omgaan. Zoals bekend (mag worden verondersteld) werkt de ‘normale’ computer met enen en nullen, de transistoren op een chip die aan (1) of uit (0) kunnen staan. Een kwantumcomputer werkt met kwantumbits, waarvan je niet weet welke kwantumpositie die hebben (dan komt vaak de kat van Schrödinger langs). De grote vraag is nog steeds hoe je die ongrijpbare kwantumdingetjes (het is allemaal erg nano) in de greep kunt houden om er uiteindelijk iets nuttigs mee te kunnen doen.
Die kwantumbits kun je op verschillende manieren realiseren. Een van die technieken om een kwantumbit te maken is het kwantumpunt, een soort potentiaalput voor, bijvoorbeeld, elektronen. Met die kwantumbits moet je kunnen rekenen en dus manipuleren. Met een enkel kwantumpunt is dat lastig, maar met een triplet (drie kwantumpunten, dus) zou dat allemaal veel makkelijker zijn was een voorspelling. Aan het onderzoekscentrum Jülich (Duitsland) is zo’n triplet gemaakt, waarmee het gelijk van de voorspelling zou zijn bewezen. Nou maar eens eindelijk een echte kwantumcomputer bouwen. De ontwikkeling begint een beetje op die van kernfusie te lijken: al jaren is de voorspelling dat we die over 50 jaar in de praktijk kunnen verwachten.
Bron: Alpha Galileo